Stukjes verhalende theatergeschiedenis 1974 – 1998. Deel 12.

Hamlet I.

Onze lange werkdagen konden prettig worden onderbroken door het fenomeen “séjour”. 

Het séjour was gebaseerd op een onkostenvergoeding voor hogere ambtenaren en werd uitbetaald bij een reis- in ons geval voorstellingsdag buiten de standplaats. Het was opgebouwd uit koffie-, thee-, lunch- en dinergeld en als we ’s avonds een voorstelling afbraken en verder of naar huis reisden kregen we nog een nachtvergoeding. Alles bij elkaar opgeteld was een volledig séjour zo rond de zesenzeventig gulden. En die kosten hoefden we niet met bonnetjes te onderbouwen, zodat we ook collegae hadden die bespaarden op hun kosten en kozen voor een ‘gezonde’ hap bij een snackbar en zo geld over hielden op hun séjour. 

Aan dat besparen heb ik zelf nooit meegedaan. Je kon met dat geld heel plezierig, na een dagje opbouwen, ontspannen gaan eten voor je ’s avonds nog weer eens een voorstelling moest draaien. Indien we moesten overnachten, omdat we de volgende dag verder zouden moeten reizen kregen we overnachtingsgeld. Dit bedrag dekte echter toen al bijna niet meer de kosten. 

Bij Publiekstheater en het Nationale Ballet lieten we daarom de gezelschappen de overnachtingen regelen en ook de betalingen daarvan verzorgen. Dick Heinz was een chef die ook van het goede leven hield en wij gingen wat dat aangaat vaker een restaurant in dan onze andere collegae. Die beperkten zich nogal eens tot een snackbar of een chinees. Op een maaltijd bij de Chinees viel in die dagen nog wel eens het een en ander af te dingen en ik had ook een zekere overgevoeligheid voor Chinees met betrekking tot mijn darmen. Dat laatste beperkte mij tijdens een voorstelling nog wel eens in mijn handelen. Zo ook eens bij de uitvoering van Hamlet van het Publiekstheater tijdens een voorstelling in Breda. Het decor van Hamlet bestond uit drie rijdende torens van zo’n vijf meter hoog. 

Links op de foto Max Croiset en rechtsvoor Eric Schneider op de achtergrond in het midden de toren die ik moest besturen.

Dat rijden werd gedaan door mankracht. Ik had de taak om de middelste van de drie torens te bemannen. Er zaten onder de torens vier grote zwenkwielen en een deel van de bodemplaat was uitgezaagd, zodat we erin konden lopen. Toren was anderhalve meter breed en drie meter diep. Op één korte en één lange kant zat een deur waardoor we er bij langere scènes uit konden gaan. Om de torens te kunnen manoeuvreren waren er metalen looprekken ingebouwd. Het manoeuvreren kwam erop neer dat we de ene keer met de smalle kant richting zaal stonden en de andere keer met de brede kant. Ook de afstand tot de rand van het toneel veranderde. Het changeren gebeurde bij black out en men had bedacht dat wij die torens dan wel in het donker op de goede plek zouden zetten. Tijdens de eerste generale repetities bleek dat bijna onmogelijk. In de torens hadden we twee opdraaibare remmen om de torens na het changement vast te kunnen zetten, omdat acteurs er tijdens de voorstelling tegen leunden, maar ook om te voorkomen dat de torens aan de rol zouden gaan in de theaters die een schuinoplopend toneel hadden, o.a. zoals de schouwburg van Breda en Amsterdam. We kregen ronde gekleurde stickers mee in de torens. Voor elke toren een kleur en deze moesten we dan maar plakken op de plaats waar onze remmen voor een bepaalde scène werden geparkeerd. Op de stickkers moesten we het scènenummer schrijven, alsof dat leesbaar was bij een blackoutix. De eerste generale flipte één van mijn collega’s al omdat hij claustrofobisch bleek. Zelf was ik de tweede die door het lint ging nadat Dick Heinz een zeikerige opmerking maakte over het feit dat het helemaal niet moeilijk was om van het ene naar het andere nummer te rijden. Ik ben toen net als mijn collega van het toneel gelopen en naar huis gegaan. 

Frits van de Haspel liet me naderhand weten dat hij daar reden in zag om mij voor het seizoen erop geen contract meer aan te bieden. Nu had ik dat zelf al eerder besloten, maar ik ben daar zo kwaad over geworden dat ik een gesprek heb aangevraagd bij Gerrit Korthals Altes, de zakelijkleider. Frits heeft na tussenkomst van Gerrit zijn dreigement daarop ook terug moeten nemen, want hij ging daar zijn boekje ver te buiten.

Er kwam licht in de duisternis, want uiteindelijk werd de oplossing gevonden door in iedere toren een accu te plaatsen en daar een lampje op aan te sluiten. Verder kregen we een ontvanger in de toren, zodat de regie-assistente, Lynn Woolvesley, ons nog in de goede positie kon praten als we niet goed uitkwamen. 

Het onderste deel van de toren werd aan de binnenkant groen geschilderd en het lampje zorgde ervoor dat het verblijf in de toren een stuk plezieriger werd. We konden het script meelezen en ons eigen leeswerk meenemen. 

Rondom de scène hing als decorbeeld een rondhorizon ongeveer 1.80 meter uit de grond met daaronder een zwarte afstopping. 

De Chinees in Breda, waar we die dag Hamlet speelden, had op mijn darmflora een irritante uitwerking en dat bemerkte ik in mijn toren al heel snel na aanvang van de voorstelling. Buikkrampjes! Niet lang daarna nog meer buikkrampjes. Ja, en je kunt dan wel proberen door rustig ademhalen die krampjes weg te laten gaan, maar het resultaat is toch meestal dat ze even weg lijken te zijn, maar dan weer nog heftiger terugkeren. Dat had ik dus. Er waren nog twee changementen te gaan voor ik tweeënveertig pagina’s niets had te doen. Ik stond met de korte kant van de toren naar de zaal gericht vrij ver tegen de horizon aan en ik moest het daaropvolgende changement naar voren rijden naar het midden van het toneel. Daarop moest ik nog meer naar de toneelrand rijden. Na het eerste changement naar het midden had ik vanuit mijn deur de afstand tot de horizon ingeschat, want als ik echt naar het toilet wilde moest ik toch zo dicht mogelijk bij die horizon staan om ongezien weg te komen. Ik kon niet tot de horizon rijden, want dan zou ik de deur niet open krijgen. Een kwestie van schatten en gokken. 

Toen het changement kwam om naar de voorrand te rijden, reed ik in tegengestelde richting. Via de zender hoorde ik Lynn; “Martin you’re wrong, Martin you’re wrong, Martin you’re . . .”. en ik was uit mijn toren onderweg naar het toilet. 

Ik haalde het ook maar net en dan te bedenken dat ik op het toneel nog een moment had overwogen om het dan maar op toneel te doen, want wie ziet je. Het liep allemaal goed af. 

Ik had zelfs nog tijd over om Lynn na terugkomst op het toneel te gaan vertellen dat als ik die avond nogmaals een andere rijrichting zou kiezen ze me op het toilet kon vinden. Ik heb uiteindelijk de voorstelling tot een goed einde weten te brengen, maar heb daarna weinig nog chinees gegeten. Ton Lutz was de enige van de acteurs die in de gaten had gehad dat mijn toren die avond niet op de juiste plaats op toneel had gestaan. Hij moest enorm lachen toen ik op zijn vraag antwoordde wat de reden was geweest en hij heeft me later tijdens andere voorstellingen ook nog wel gevraagd; “En recent nog bij de Chinees geweest?” 

Geef een reactie