Een jaar geleden alweer ontdekte de eigenaar en de beheerder van het Oosterdelgebied de aanwezigheid van de Amerikaanse rivierkreeft in het gebied en zag men pas de schade die door het beestje over een jaar of tien in het gebied was aangebracht. Beiden, Staatsbosbeheer en de Stichting Veldzorg, kwamen in actie en een tweetal beroepstuinders werden verantwoordelijk gesteld voor schade aan hun akkers. Verder wist de beheerder Veldzorg weinig of niets te doen behalve dan reclame maken voor de delicatesse van het Amerikaanse rivierkreeftje. De VVD rook haar kansen in de aanloop naar de verkiezingen voor de Provinciale Staten en stelde vragen aan Gedeputeerde Staten. De onoplettendheid van Stichting Veldzorg werd voor de camera’s door de VVD zeer gewaardeerd, want het bestuur ontving als dank een slagroomtaart. Het afgelopen jaar werd nog eens pijnlijk duidelijk dat de beheerder Veldzorg, die als taak heeft het gebied in de oorspronkelijke staat als cultuurhistorisch gebied te beheren, totaal niet op de hoogte is van de geschiedenis van het gebied. Een voorzitter die denkt dat het gebied 850 jaar geleden is opgeleverd zoals het er vandaag de dag bij ligt, lijkt niet bepaald de aangewezen persoon om dit gebied te beheren. In de meest recente geschiedenis van Langedijk is het zo wie zo een wonder dat dit landschapsprofiel nog bestaat. De huidige eigenaar en haar beheerder tonen wat dat aangaat weinig respect aan hen die vijftig jaar geleden er alles aan hebben gedaan om dit gebied te bewaren.
In een aantal artikelen zal ik die recente geschiedenis hier daarom nog maar eens uit de doeken doen al verwacht ik niet dat er voor dit moment een verandering plaats zal vinden ten gunste van de staat van onderhoud en conservering van het Oosterdelgebied. Het historisch besef lijkt op dat punt volledig te ontbreken, bestuurlijk en politiek.
Op donderdag 24 december 1964 kopte de Alkmaarsche Courant; “VREUGDE OVER UITSLAG VAN STEMMING Geestmerambacht heeft naar reconstructie toegeleefd!”

Tot het tot een stemming kwam was er een hele periode aan voorafgegaan. Heel veel plannen zijn daarvoor de revue gepasseerd en uiteindelijk kwam er in de jaren ’60 dan toch schot in de zaak. Het vergde ook de nodige technische voorbereiding om de klus te kunnen klaren. Er moest bijvoorbeeld een goed afwateringssysteem worden aangelegd om de nieuw ontstane polder droog te houden.

Omdat de sloten werden gedempt in het gebied was men genoodzaakt om alle dorpen in en rond het Geestmerambacht aan te sluiten op een riool. De dorpen moesten op de schop om die riolen aan te leggen en er moest een rioolzuivering in het Geestmerambacht worden gebouwd. Daarnaast moesten de grondeigenaren allemaal nog overtuigd worden van de noodzaak van de verkaveling. Dat lukte wonderwel in een als vrij conservatief bekendstaande landbouwsector.
Ruim 97 % van de grondeigenaren (3100) stemden voor de ruilverkaveling. Drie procent van de eigenaren, 93 man, stemden tegen.
Het was het begin van een periode die tot ongeveer 1980 alle inwoners van de dorpen rondom en in het Geestmerambacht bezig zou houden. Het hele gebied ging op de schop. Dat hele gebied van 5300 ha was in acht te verkavelen blokken opgedeeld. Het grootste blok, blok 1973, was 950 ha en bestond uit twee gedeeltes. Het noordelijke deel bestond uit het gebied ten oosten van Noord-, Zuid-Scharwoude en Broek op Langedijk en het zuidelijke deel was het gebied ten oosten van Sint Pancras van de Twuyverweg tot aan de Hoornsevaart bij Oudorp.
Over het blok 1973 ontstonden al vroeg problemen waarop de ruilverkavelingscommissie moest inspelen. Het streekplan voor Noord-Kennemerland werd in 1962 door de Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. In dit streekplan werd aan Alkmaar een stedelijk centrum- en verzorgingsfunctie voor noordelijk Noord-Holland toegedacht. Daardoor werd ook vastgelegd dat de stedelijke agglomeratie een aanzienlijke uitbreiding zou krijgen in noordelijke richting en wel in het zuidwestelijke deel van het Geestmerambacht. Uiteindelijk zou dit resulteren in de uitbreiding van Alkmaar in het westelijke deel van verkavelingsblok 1975 waar de wijken Huiswaard 1 en 2, De Mare en Daalmeer uiteindelijk zijn verrezen. Verder was er ten zuidoosten van Sint Pancras een groot industrieterrein geprojecteerd, de Beverkoog.
Ten noordoosten van Koedijk was 300 ha een gebied geprojecteerd dat als grondwinplaats ten behoeve van de ruilverkavelingswerken moest dienen en na de verkaveling een recreatiebestemming zou krijgen, de huidige recreatiemeer Geestmerambacht.
Aanvang van de verkaveling.
De verkaveling van het Geestmerambacht begon rond Warmenhuizen met de blokken 1968, 1969 en 1970 en zou pas in 1971 bij Langedijk beginnen ten westen van Oudkarspel. Warmenhuizen was ook het eerste dorp dat in het Geestmerambacht een riolering kreeg. Naarmate de verkaveling dichter bij Langedijk kwam groeide het besef bij de Langedijker bestuurders, maar ook bij de verkavelingscommissie dat het verkavelen van blok 1973 niet het gewenste effect zou hebben van wat er van de verkaveling werd verwacht; een rijpolder met voor de tuinbouw goede grond en vooruitzichten op goede teelten.
Het gebied bestond uit 40% uit water en 60% uit grond. Bij een verkaveling wordt bij aanvang daarvan de teellaag, de bovenste laag, van het land gehaald en apart opgeslagen. Daarna worden de sloten uitgebaggerd en daarna gevuld met zand. Zand die uit het recreatiemeer Geestmerambacht werd opgezogen. Hierna werd de grond afgedekt met de teellaag die men eerder had weggehaald. Voor blok 1973 werd voorzien dat de teellaag, verdeeld over de gronden en gedempte sloten, te dun zou zijn om er goed op te kunnen telen. Langedijk was in al die jaren een Artikel 12 gemeente, wat erop neer kwam dat ze geen geld hadden en voor iedere uitgave die ze wilden doen toestemming nodig hadden van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.
Men zocht dus naar oplossingen om invulling te geven aan het gebied ten oosten van Langedijk. Men kwam op het idee om het noordelijk deel van blok 1973 te bestemmen voor bijzondere woonvormen en dan zou het zuidelijk deel van dat gedeelte als natuurgebied en/of cultuurhistorisch erfgoed behouden kunnen worden. Hiermee zou men ook tegemoetkomen aan een aantal tegenstanders van de gehele verkaveling die van mening waren dat er veel te weinig natuurgebied in de verkaveling was. Binnen het verkavelingsplan was maar een uiterst klein deel van de gronden bestemd als natuurgebied. Dat was de Kleimeer met een oppervlakte van 80 hectaren, 1,25 procent van het totaal.
Ontwerpplan Oosterdel
Je kan ook wel stellen dat er in het Langedijk van rond 1965 weinig mensen waren die het veilingwezen en ook de veilinggebouwen van Noord-Scharwoude en Broek op Langedijk zagen als een stukje cultureel erfgoed. Dat besef begon pas te ontstaan en te groeien toen de feitelijke laatste veildag in de Broekerveiling naderde. Zo was het in de plannen tot verkaveling opmerkelijk dat er weinig mededogen was met de lighallen van de veiling in Broek op Langedijk. Wie de kaart beziet welke aangeeft waar men de wegen in het te verkavelen gebied wilde aanbrengen, kan zien dat er een uitgaande weg was gepland die van het Oosterdel langs het Schapenland, kruisend met de Dorpsstraat bij de veilingbrug en dwars door de lighallen was getekend en die uiteindelijk zou aansluiten op het in het verlengde van de Westelijke Randweg liggende Nauertogt.

Na de begrotingsbehandeling op 30 december 1969 gaf wethouder Klaas de Boer (PvdA) een toelichting aan de pers op het Ontwerpplan Oosterdel.
“Dat is het 230 ha grote stuk ten oosten van de dorpen Zuid-Scharwoude en Broek op Langedijk. Zoals bekend met meer dan 40 procent water een groot probleem binnen de ruilverkaveling. Aan de hand van een niet onaardige schets lichtte de wethouder het plan toe. Alles hangt echter ook weer van de financiering af.Op een vijfhonderd eilandjes zou een speciale bebouwing kunnen plaats vinden. Tegen de dorpen op de langste eilanden zou een woonbotenhaven gecreëerd worden. Twee bungalowparken en twee campings zouden het geheel met een ringweg omgeven gebied complementeren. Het plan lijkt ons een goede zaak. Omdat daardoor een klassiek stuk der duizend eilanden in takt blijft. Maar ook omdat campings en een woonbotenhaven onze instemming hebben. Misschien zijn die bungalowparken en eilandhuisjes straks nog wel nuttig als er plaatselijk belasting moet worden geheven. Dan gaat dat hopelijk naar draagkracht. Maar afgezien daarvan een versterking van de gemeenschap met diverse bevolkingsgroepen is altijd nuttig. Op diverse eilandjes zullen beplanting en picknicplaatsen worden gemaakt. Al met al kan het een versterking zijn voor de ontwikkeling en ontplooiing van Broek op Langedijk. Temeer daar het bouwplan van Broek valt of staat met dit recreatieplan. En dat is gezien de financiën dan weer niet zo beloftevol.”Aldus Frans Aarts in Ons Noorderkwartier van januari 1970, uitgave van de Communistische Partij, maandblad voor Noord-Holland Noord.
Niet iedereen blij met de plannen
In de raad van 24 februari 1970 verklaart wethouder De Boer dat de meerderheid van het College, wethouder Jan Stoop en burgemeester Zwart, de raad in overweging geeft het plan Oosterdel (blok 1973) van het structuurplan te schrappen. De Boer vormt de minderheid en bepleit juist de ontwikkeling van het Oosterdel. De Boer vindt dat het schrappen van het plan de weg is van de minste weerstand. Hij heeft een schets van het ontwerp, waardoor het meest karakteristieke deel van het rijk der duizend eilanden behouden blijft middels bijzondere woonvormen. Het is wel aardig om te zien wat er zoal in het plan was opgenomen; een rondweg van 6 – 4,5 meter en ontsluitingswegen van 3 meter. Nutsvoorzieningen: gas, water, elektriciteit, riolering, telefoon, openbare verlichting, beplantingen, scherpe eisen ten aanzien van de kwaliteit van het oppervlaktewater; 4 bruggen; alle percelen te land en te water bereikbaar. Ruimte voor plusminus 400 bungalowterreinen, 2 vakantie-bungalow-kampen en 2 campings. Kostprijs 12,5 miljoen; verkoopbare vierkante meters 1,25 miljoen. De grond zou ƒ 10,– per vierkante meter kosten zonder renteverlies te rekenen. Bij de presentatie van het plan was het nog niet gelukt om de plannen voor goedkeuring aan Gedeputeerde Staten te zenden, maar wel was er met de plaatselijke ruilverkavelingscommissie gesproken. Die zouden bereid zijn om in de uitvoering van de blokken te schuiven; blok 1972 zou dan moeten middelen met blok 1974, omdat het plan in een te laat stadium kwam. Daardoor zouden de tuinders van 1972 twee jaar later aan de beurt zijn en die van 1974 twee jaar eerder. Ook de reconstructie en ontsluiting van het dorp komt dus 2 jaar later. Men erkent dat dit een zware consequentie is voor de inwoners, maar dat die dit in 1980 stellig zullen zijn vergeten. Bij de stemming over het “Voorstel betreffende de bestemming van het Oosterdel en omgeving te Broek op Langedijk (voorstel 26) staakten de stemmen. Voor het meerderheidsvoorstel (staken van de voorbereiding) stemmen de heren Oijevaar, Kraakman, Balder, Kalverdijk, Kaan en Stoop. Tegen stemmen de heren Schrijver, De Groot, Van Kleef, Brouwer, Van Diepen en De Boer. Bij het staken van de stemmen dient hetzelfde voorstel in een volgende vergadering op nieuw aan de orde te komen. Staken de stemmen wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Die volgende vergadering wordt vastgesteld op dinsdag, 3 maart 1970, des avonds half acht.
(wordt wekelijks vervolgd)
- Bronnen; gemeenteraadsverslagen Langedijk – Regionaal Streekarchief Alkmaar; Alkmaarsche Courant; Ons Noorderkwartier; Cultuurtechnische Dienst-Utrecht; Ruilverkavelingswet 1954; “Redt het Oosterdel”; Museum Broekerveiling; Stichting Langedijker Verleden; Leids Dagblad; Volkskrant; Rapport “Het Oosterdel en Omgeving”.