Koud van de Zuidscharwouderkermis thuiskomen. (10.)

Schager Courant Woensdag 25 November 1936 pag. 9. Vervolg

Het getuigenverhoor.

Het verhoor van verdachten is hiermede afgeloopen, waarna als eerste getuige wordt voorgeroepen R.C.v.d. Bosch, brigadier Rijksveldwachter te Broek op Langendijk. De Pres vraagt get. of dit de eerste nacht was dat hij moeilijkheden had.

Get.: Nee, den nacht tevoren was ik in Café de Geus geweest in Zuidscharwoude en moest daar proces-verbaal opmaken wegens te laat sluiten.

Pres.: Heeft U Kool daar gesproken?

Get.: Nee, Edelachtbare.

Pres.: Den volgenden nacht bent U lankmoedig opgetreden, nietwaar? U heeft zelfs Kool nog gelegenheid gegeven z’n biertje leeg te drinken, toen het sluiten was. Dat hoefde U niet te doen. Ook de caféhouder vond niets in uw houding, dat niet in den haak was, want hij heeft nog aangeboden Kool naar huis te brengen.

Get.: Juist, zoo is het.

Pres.: En vertelt U verder eens, wat er bij Uw woning is gebeurd.

Get.: Ik hoorde aan mijn huis bellen, ook heb ik hooren schreeuwen en met een fietsbel bellen.

Pres.: Dus uw nachtrust werd gestoord?

Get.: Juist Edelachtbare.

Pres.: U heeft toen uw woning aan de zijde van de steeg verlaten, U bent militair geweest en heeft dat dus tactisch gedaan. Vertelt U nu eens, waar de verdachten zich toen bevonden. Getuige toont zulks op de foto aan en de drie verdachten mogen kijken, of een en ander juist is. Get. vertelt verder, dat hij bedreigd werd door verdachten en den verslagene. Een van hen trachtte hem te schoppen; een ander wilde op hem springen. Toen heeft hij geschoten, maar eerst in de lucht.

Pres.: Zag u, dat Kool met de handen in de hoogte naar U toe kwam, toen u in de lucht had geschoten?

Get.: Dat kon niemand zien; ’t was er pikke donker.

Verd. Krap merkt op, dat Kool vlak naast een lantaarn stond en dus best was te zien.

Pres.: U bent toch al lang politieman?

Get.: Al sinds 1 December 1914.

Pres.: Heeft U een dergelijk optreden wel eens meer meegemaakt?

Get.: Nee, nog nooit, Edelachtbare.

De Officier vraagt, wanneer get. op Broek op Langendijk is gekomen?

Get.: Met 1 Juli 1936; maar door omstandigheden deed ik heel weinig dienst op Broek op Langendijk.

Officier van Justitie: Dus u kende de menschen niet zoo goed op die plaats; herkent u echter verdachten als de schuldigen?

Get.: O ja; absoluut!

De verdediger vraagt waarom get. deze zaak dadelijk zoo ernstig inzag?

Get.: Meneer, ze hebben me getart en sommeerden me buiten te komen. Als ik op bed lig, dan kom ik er uit. Ik heb Kool gezegd: ga terug naar je kameraden, maar hij deed het niet.

De tweede getuige is S.P.Bood, Brigadier-tit. Rijksveldwachter te Oudkarspel. Deze vertelt, dat verd. in een café waren toen het tijd was om te sluiten. Zij weigerden het café te verlaten.

Pres.tot verd.: Dat is geen kermisvieren meer; dat is opzettelijk tarten van de politie. Een half uur na sluiting was u nog niet weg. Jullie deden net of de politie lucht was; dat is toch geen manier van doen. Niet van jou Slot, niet van jou Groen en ook niet van jou Krap. Jullie hebben noch medeleven, noch menselijk gevoel, noch respect voor de politie die z’n plicht doet. Ik wil dat hier nu eens nadrukkelijk in het publiek verklaren.

Get. verklaart voorts, dat hij zich in de richting van Broek op Langendijk heeft begeven, omdat hij vreesde dat v.d. Bosch moeilijkheden zou krijgen met verdachten en verslagene en legt er den nadruk op, dat Krap steeds de lastigste is. Get. heeft van dezen verd. eens een trap tegen zijn rechterbeen gekregen.

Pres.; En Krap heeft ook eens een muzikant mishandeld.

Get.: Juist, Edelachtbare.

De verdediger wil weten, of er een motief was voor v.d. Bosch om te schieten; werd hij dan bedreigd?

Get.: kan hierop geen afdoend antwoord geven, aangezien hij niet bij de schietpartij is geweest.

Gehoord wordt voorts als getuige à décharge Dr. W. Verdonk, arts te Broek op Langendijk. De verdediger vraagt get. wanneer deze ter plaatse is geweest, waar Kool werd neergeschoten en of hij lijkschouwing heeft verricht?

Get.: Om half vier ’s nachts ben ik geroepen.

Verdediger: Heeft u iets gehoord van een dreigende houding welke verd. aannamen?

Get.: Niets.

Verdediger: Ze namen toch niet de houding aan van oproerkraaiers?

Get.: Absoluut niet.

Pres.: Dus ze waren wel sympathiek.

Get.: Ze waren heel gewoon.

Daarna wordt als getuige à décharge gehoord C. v. Schoorl te Broek op Langendijk, die verklaart de drie verdachten in loondienst te hebben gehad. Zij maakten steeds een gunstigen indruk.

Tegen één uur wordt de zitting geschorst tot kwart voor twee.

Voortzetting getuigenverhoor.

Als de zitting wordt heropend, wordt nogmaals voorgeroepen getuige S.P. Rood. De president vraagt, hoe lang het loopen is van Zuidscharwoude naar de plaats waar v.d. Bosch woont?

Get.: Een half uur Edelachtbare.

Pres.tot verd.: Jullie zijt om twee uur uit het café gegaan en jullie hebben dus twee uur noodig gehad om naar huis te gaan. Dat bewijst, dat jullie geen zin hadden om huiswaarts te keeren.

Verd. Krap: We hadden niks geen haast om huiswaarts te keeren.

Pres.: Jullie hadden je fiets bij je, waarom hebben jullie die tegen een hek gezet en niet meegenomen toen jullie gesommeerd werden heen te gaan? Jullie hebben gezegd, dat aan de sommatie werd voldaan, maar dat is in strijd met het feit, dat jullie de fiets achterlieten.

De volgende getuige is E.G. Feugter, majoor, brigade-commandant Rijksveldwacht. De Pres. wil van deze getuige weten, hoeveel de breedte is van den weg voor de woning van v.d. Bosch?

Get.: Vier meter, vijf en tachtig, Edelachtbare.

Pres.: Er zijn verschillende lichtpunten op den weg; die brandden niet alle niet waar?

Get.: Niet allemaal, Edelachtbare.

De getuige toont op de foto, welke lampen er wel en welke er niet brandden, en zegt, dat de weersomstandigheden in den bewusten nacht niet gunstig waren, om veel te kunnen zien. Als Slot alles duidelijk heeft gezien, moet get. dit betwijfelen, daar hij den volgenden morgen, toen get. hem verhoorde, nog niet erg lekker was.

Daarna wordt voorgeroepen get. A. ten Bruggencate, oliehandelaar te Broek op Langedijk. Deze zegt, dat de caféhouder de Boer, verdachten nog had gewaarschuwd.

Pres.: Heeft u nog een verklaring gehoord van een buurman van v.d. Bosch?

Get.: Ja, die zei: Ik had al lang geschoten.

De volgende getuige is J. de Boer, caféhouder te Broek op Langendijk.

Pres.: De drie verdachten zijn in uw café geweest, niet waar?

Get.: Dat wil zeggen alleen Kool en Slot.

Pres.: Heeft u verdachte Slot of den verslagene Kool nog iets horen zeggen?

Get.: Neen, Later, ‘s nachts om half drie, heb ik de drie verdachten op den weg ontmoet bij de woning van v.d.  Bosch.

Pres.: Had u den indruk, dat v.d. Bosch bezadigd en kalm optrad?

De vrouw van den brigadier, Cornelia de Gooyer, komt als getuige voor het hekje.

Pres.: Hoorde u uw man thuis komen?

Get.: Ja, om een uur ov drie.

Pres.: En wanneer werd u wakker?

Get.: Om een uur of vier.

Pres.: Wat horde u toen wel?

Get.: Een helsch kabaal, geschreeuw van meerdere menschen en gelui aan de bel.

Pres.: En wat deed u toen?

Get.: Ik ging uit het raam hangen. Mijn man was naar buiten gegaan; ik zag hem achteruit loopen, twee mannen waren voor hem, een met een fiets en een zonder fiets. Toen ze steeds naderbij kwamen, heeft m’n man gezegd: “Pas op, ik schiet”. Dat heeft hij drie keer gedaan. Daarna zei m’n man tegen mij: “Bel Nieuwenhuis op!” Dat heeft m’n zoon gedaan, terwijl ik kousen en schoenen aantrok. In eens hoorde ik m’n man zeggen: “Bel ook de dokter op.”

Pres.: U heeft dus het noodlottige schot niet gezien?

Get.: Nee, toen was ik binnen. Wel heb ik hooren roepen: “Ik doe toch niets; ik heb mijn handjes in de hoogte.”

Pres.: Wie riep dat?

Get.: Dat weet ik niet. Wel heb ik nog hooren zeggen: “Kom maar op, Dirk.”

Pres.tot verdachten: Heeft een van jullie dat gezegd?

Verd.: Nee, wij niet.

Voorgeroepen wordt get. J. Balder, te Broek op Langendijk, buurman vav v.d. Bosch.

Pres.: Was uw slaapkamer voor aan de straat?

Get.: Voor aan de straat.

Pres.: Boven of beneden?

Get.: Beneden.

Pres.: En bent u wakker geworden van lawaai?

Get.: Ja, ik ben toen opgestaan. Maar heb niets gezien door de ramen. Ik was slapende en iemand die slapende was kan zich niet oriënteeren. Toen alles afgeloopen was, ben ik naar buiten gegaan.

Pres.: Heeft u bewondering gehad voor het optreden van v.d. Bosch?

Get.: Da tweet ik niet; ik heb niets gezien.

Pres.: Maar heft u dat niet gezegd ook?

Get.: Nee.

De volgende getuige is mej. D. Tiel, huisvrouw van Arie Balder, die iets verderop een huis bewoont. Deze vertelt niets, wat nieuw licht op de zaak werpt. Get. heeft den brigadier wel hooren zeggen; “Doorlopen, of ik schiet”.

Pres.: Heeft u daarop hooren lachen?

Get.: Ja zeker.

Pres.: En hoorde U toen niet roepen “Mis”?

Get.: Ja, zoiets.

Pres.: Hoorend dus, heeft U bewondering gehad voor het optreden van v.d. Bosch?

Get.: Ik heb niets gezien; ik wist niet wat er gaande was en dacht, dat het vuurwerk was.

Pres.: Daarna wordt als getuige voorgeroepen, E.H. Prins, gemeenteveldwachter uit Zuid-Scharwoude.

Pres.: U heeft brigadier v.d. Bosch een eind weggebracht naar huis?

Get.: Ja zeker.

Pres.: Met welke bedoeling?

Get.: Om de zaak in der minne te schikken.

Pres.: Heeft u uitlatingen gehoord?

Get.: Kool zei: “Daar gaan de vluchtelingen.

Pres.: En sloeg dat naar uw meening op U en v.d. Bosch?

Get.: Ja, naar mijn meening wel.

De Officier merkt op, dat get. Rood heeft verklaard, dat hij met get. en met v.d. Bosch is meegegaan, om laatst genoemde te beschermen.

Get.: Nee, dat was niet mijn bedoeling.

Voorgeroepen wordt J. Huitema vroeger wonende te Broek op Langendijk, thans te Utrecht woonachtig. Deze get. heeft wel sommaties van den brigadier gehoord. Doch weinig kunnen zien door het gebrekkige licht en de boomen welke er staan. Wel heeft get. iemand terug zien loopen.

Pres.: Was dat een geuniformde man?

Get.: Ja, hij had een uniform aan.

Pres.: En werd die gevolgd?

Get.: Niets van gezien.

Pres.: Heeft u nog gehoord: “Ik sta met mijn handen in de hoogte, waarom schiet je nu”

Get.: Ja, dat heb ik gehoord.

Pres.: En heeft u ook “moordenaar” hooren roepen?

Get.: Ja zeker.

Pres. tot verdachten: Heeft iemand van jullie “moordenaar” geroepen?

Verdachten zeggen het woord “moordenaar” niet te hebben gebruikt.

Get. zegt v.d. Bosch nog te hebben hooren zeggen: “Kom nu maar hier en haal een dokter”.

Mr. Langeveldt merkt op, dat de anderen behalve Kool dan op eenigen afstand moeten hebben gestaan want zoiets zegt men niet tegen iemand die vlak bij staat.

Als laatste getuige à charge wordt voor het hekje geroepen A. Huitema, bakkersknecht te Broek op Langendijk, wonende tegenover het huis van den brigadier.

Pres.: U bent wakker geworden in den nacht van 21 op 22 September, waardoor?

Get.: Door een schot.

Pres.: En wat deed u toen?

Get.: Ik ben naar buiten gegaan en hoorde verschillende persoonen loopen en toen weer een knal.

Pres.: En zag u iemand in uniform?

Get.: Ja van Zuidelijke naar Noordelijke richting.

Pres.: Was dat iemand in uniform?

Get.: Dat heb ik niet kunnen zien.

De verdediger heeft nog als getuige a decharge opgeroepen den gemeente-veldwachter van Broek op Langedijk, J. Nieuwenhuis.

Mr. Langeveldt vraagt get. wanneer hij bij het lijk is gekomen; was dat nadat hij was opgebeld?

Get.: Ja, nadat ik was opgebeld.

Het getuigen verhoor is hiermede afgeloopen, waarna de officier van justitie, mr. v.d. Feen de Lille gelegenheid krijgt tot het houden van zijn.

Wordt vervolgd.

Bronnen en illustraties; Regionaal Archief Alkmaar, Alkmaarsche Courant, Schager Courant, St. Langedijker Verleden en eigen collectie.

Reacties en aanvullingen; kunt u mailen naar schaduwrijklangedijk@gmail.com of via de reactiemodus op deze website.

Geef een reactie