
Kranten Regionaal Archief Alkmaar
Schager Courant Woensdag 25 November 1936 pag. 9.
De nachtelijke schietpartij te Broek op Langendijk
Tegen elk der drie verdachten 2 jaar geëischt
Voor de Alkmaarse Rechtbank werd gisteren behandeld de zaak tegen de drie verdachten, Dirk Slot, Simon Groen en Dirk Krap, die in den nacht van 21 op 22 September 1936, terugkeerende van de kermis te Zuidscharwoude, voor de woning van den Brigadier der Rijksveldwacht, R.C. van den Bosch, burengerucht hadden gepleegd en bedreigingen hadden geuit, hetgeen tot noodlottig gevolg had, dat v.d. Bosch naar buiten komende, van zijn vuurwapen had gebruik gemaakt en een kameraad van verdachten, M. Kool, had neergeschoten.
Voor deze zaak bestond geweldige belangstelling, vooral uit Langendijk en omgeving.
Als om tien uur de rechtbank binnentreedt, blijkt deze als volgt samengesteld: Mr. A.M. Ledeboer, president; Mr. H.M. Fruin en Mr. W. Bosman, rechters.
Het Openbaar Ministerie wordt waargenomen door Mr. G.C.B. v.d. Feen de Lille.
Griffier is Mr. G. Couvée.
Als verdediger van verdachten treedt op Mr. P. Langeveld uit Alkmaar.

De tenlastelegging.
De Officier van Justitie leest de dagvaarding voor. Aan verdachten wordt ten laste gelegd, dat zij in de nacht van 21 op 22 September 1936, tezamen en in vereeniging met M.K., openlijk met vereende krachten te Broek op Langendijk geweld hadden gepleegd tegen den Rijksveldwachter Brigadier R.C. van den Bosch. In dien nacht was wrijving geweest met R.C. v.d. Bosch in verband met het sluiten van een café, waarna verdachten zich naar de woning van den veldwachter begaven, en daar misbaar maakten door luid schreeuwen en schelden. De veldwachter begaf zich vervolgens uit zijn woning naar buiten, waarop verdachten op hem af kwamen en grijpbewegingen naar hem maakten. De veldwachter trok zijn klewang en deed daarmede op hen een uitval, waarop verdachten bleven opdringen en M.K. aanstalten maakte, om den veldwachter van achteren te bespringen. Deze gelastte hen toen uiteen te gaan, en gaf, toen aan dit bevel geen gehoor werd gegeven, met zijn revolver één of meer schoten in de lucht. Dit hielp niet, want verdachten drongen tegen den veldwachter op. Hierop volgde wederom eene verdediging met de klewang, en toen verdachten bleven opdringen, loste de veldwachter wederom een schot, waardoor M.K. doodelijk werd getroffen, waarna het geweld een einde nam.
Het verhoor van verdachten.
De president vraagt aan den eersten verd. Dirk Slot, of hij op den avond van 21 en 22 September met zijn twee mede-verdachten is uitgeweest?
Verd.: Ja, Mijnheer de President.
Pres.: Was er kermis?
Verd.: In Zuidscharwoude.
Pres. U heeft toen verschillende café’s bezocht; is daar bier gedronken?
Verd.: Zeker, Edelachtbare.
Pres.: U heeft ieder ongeveer 20 glazen bier gedronken; U bent bij elkaar gebleven en toen terecht gekomen bij de woning van den Rijksveldwachter R.C.v.d. Bosch. Wat hadden jullie daar voor boodschap?
Verd.: Geen boodschap.
Pres.: Heeft u dan niet gehoord, dat de verslagene Kool, v.d. Bosch spreken wilde?
Verd.: Daar heb ik niets van gehoord.
Pres.: Maar u heeft hem toch wel bij de woning zien aanbellen?
Verd.: Ja zeker.
Pres.: En waar waren jullie toen?
Verd. Ongeveer 25 meter van de woning van v.d. Bosch verwijderd.
Pres.: Op den straatweg?
Verd.: Ja, op den straatweg.
De president toont verd. een foto, waarop deze precies moet aangeven, waar hij zich met zijn kameraden bevond.
Pres.: Het was toch wel een brutaliteit, bij een veldwachter aan te bellen. Was dat afgesproken?
Verd.: Niet dat ik weet!
Pres.: Maar kerel, zeiden jullie dan niet tot Kool: “Zeg, wat begin je, wat doe je om bij den veldwachter in den nacht aan te bellen?
Verd.: We deden niets.
Pres.: En wat gebeurde er toen na het bellen?
Verd.: We zijn de Zuid ingeloopen.
Pres.: En waar was Kool toen?
Verd.: Die kwam achter ons aan.
Pres.: Wat deed de veldwachter; liep die achter jullie aan en sommeerde hij jullie naar huis te gaan?
Verd.: Ja.
Pres.: En zijn jullie naar huis gegaan, of zijn jullie teruggekeerd?
Verd.: Teruggekeerd.
Pres.: Namen jullie toen een dreigende houding aan?
Verd.: Helemaal niet.
Pres.: Maar waarom keerden jullie dan terug?
Verd.: We waren nieuwsgierig te weten, waar Kool was.
Pres.: Hebben jullie schieten gehoord?
Verd.: Ja zeker.
Pres.: Het is na lef om aan de woning te bellen, ook brutaal terug te keeren, nadat jullie gesommeerd waren weg te gaan. Hebben jullie Kool nog gezien?
Verd.: Ja, voor de woning van den veldwachter, in diens gezelschap.
De Officier merkt op, dat in de stukken deze verd. heeft verklaard, dat hij op 50 M. afstand stond van de woning, toen Kool er aanbelde. Nu verklaart hij hier, dat die afstand 25 M. was: deze afstand is dus wel belangrijk gereduceerd. De pres. vraagt verd. in welke houding deze Kool zag staan in gezelschap van den veldwachter.
Verd.: Recht op, met de handen omhoog.
De tweede verd., Simon Groot, vervolgens gehoord, vertelt hetzelfde als verd. Slot over het nachtelijke bezoek aan de bewuste woning.
Pres.: Welk mensch gaat nu voor de lol ’s nachts om drie uur aan de bel hangen bij een veldwachter? Zijn jullie in verschillende café’s geweest?
Verd.: In twee of drie.
Pres.: Twee en een half dus. Dat is belangrijk minder dan in de stukken is vermeld. Toen je daar wachtte op Kool, heb je toen niet gehoord, dat de veldwachter jullie sommeerde door te loopen?
Verd.: Heb ik niet gehoord.
Pres.: Is er niet iemand geweest, die jullie aangeboden heeft, jullie kosteloos van Zuidscharwoude naar huis te brengen?
Verd.: Dat is zoo.
Pres.: En hebben jullie dat niet gedaan?
Verd.: Nee, we hadden onze fiets bij ons.
De officier vraagt verd. of hij niet heeft gehoord, dat Kool riep: “Laat hij maar eens durven eruit te komen!”
Verd.: Zooiets is er wel geroepen, of iets anders.
Pres.: Heb je een dreigende houding tegen v.d. Bosch aangenomen?
Verd.: Nee, heelemaal niet.
Pres.: En de verslagene dan?
Verd.: Ook niet.
Pres.: Maar die stond toch met zijn armen in de lucht?
Verd.: Ja, dat wel, maar dat was geen dreigen.
Pres.: Als de houding van Kool anders was geweest, zou er misschien geen schot zijn gevallen. Jij had een stuk van een biels bij je: dat is een gevaarlijk wapen om bij je te dragen. Of was het misschien bestemd om sigarenkistjes dicht te timmeren? (Gelach)
De derde verd. Dirk Krap wordt vervolgens gehoord en vertelt eveneens hetzelfde als zijn medeverdachten over het nachtelijk bezoek bij v.d. Bosch.
Pres.: Kende je van den Bosch?
Verd.: Jawel, die kende ik wel.
Pres.: Hoeveel café’s bezochten jullie op de kermis in Zuidscharwoude?
Verd.: Drie.
Pres.: Hoeveel biertjes dronken jullie in elk?
Verd.: Drie in elk café.
Pres.: Was er tevoren al een plan beraamd om bij v.d. Bosch aan te bellen?
Verd.: Helemaal niet.
Pres.: Is er verder nog iets gebeurd behalve het trekken aan den bel; heb je niet horen roepen?
Verd.: Jawel, er is wel iets geschreeuwd.
Pres.: Toen is v.d. Bosch er uit gekomen, nietwaar?
Verd.: Ja, met een klewang.
Pres.: Sloeg hij daarmee?
Verd.: Jawel, met den scherpen kant.
Pres.: En heeft de brigadier jullie gesommeerd om door te loopen?
Verd.: Nee, hij heeft alleen gezegd: Ik ben hier de baas, jullie niet.
Pres.: Dat is sommeeren. Maar waarom zijn jullie niet naar huis gegaan, dan was er niets gebeurd. Maar jullie zijn teruggekeerd.
Verd.: Dat is wel zoo, maar Kool liep met z’n handen in de lucht naar v.d. Bosch toe.
Pres.: Dat kan ook een bedreiging zijn, zoiets als: “Kom maar op!” Deden jullie toen niets?
Verd.: We hebben geroepen: Kom terug, Jo.
Pres.: Maar dat gebeurde niet. Jullie hebben toen plotseling een schot gehoord en Kool zien vallen nietwaar?
Verd.: Juist.
Wordt vervolgd.
Bronnen en illustraties; Regionaal Archief Alkmaar, Alkmaarsche Courant, Schager Courant, St. Langedijker Verleden en eigen collectie.
Reacties en aanvullingen; kunt u mailen naar schaduwrijklangedijk@gmail.com of via de reactiemodus op deze website.