Stukjes verhalende theatergeschiedenis 1974 – 1998. Deel 28.

Operette. 

Eind 1983 stuurde de theaterproducent Jacques Senf erop aan dat ik naast de voorstellingen van Alexandra Radius en Han Ebbelaar ook nog andere voorstellingen voor hem zou gaan doen. Aan het begin van het theaterseizoen ‘83/’84 had hij een voorstelling “Muziek uit Duizenden” laten maken rond de zangeres Caroline Kaart in de regie van haar voormalige echtgenoot Willy van Hemert. Het programma was opgebouwd uit highlights uit het operette repertoire. De kostuums waren ontworpen door Max Heijmans en wie er voor het decor had getekend is me niet bekend. De productie moet een godsvermogen hebben gekost. Er werd gerepeteerd in de schouwburg van Den Helder en van collega’s hoorde ik dat er bijna dagelijks een vrachtwagen tussen Maasland (ZH) richting Den Helder reed met rekwisieten, kostuums en decor. Veel van die spullen gingen vaak nog dezelfde dag retour omdat het weer was afgekeurd. Na de eerste try outs bleek dat het programma voor geen meter liep er zat geen vaart in en technisch ging er ontzettend veel fout. Met pauze duurde het programma zo’n drieënhalf uur en dat was zelfs voor operette liefhebbers veel te lang.

Op een bepaald moment kreeg ik een telefoontje dat ik de eerstkomende zaterdagavond in Amstelveen werd verwacht om het programma te zien en ik mocht mijn toenmalige echtgenote meenemen. Er lagen twee kaarten voor ons bij de kassa. 

Er was me gevraagd om een uur voor aanvang aanwezig te zijn, zodat ik eerst achter de schermen kon kijken wie er zoal aan meewerkten en wat er aan techniek en decor was bedacht. Het decor was een ratjetoe aan zetstukken en er hing twee meter achter de manteau een prachtig prosceniumdoek dat ook Wagner-gehaald* kon worden. Het doek had echter het nadeel dat het niet erg hoog was. Daardoor kon er Wagner niet erg hoog getrokken worden en viel het doek ook niet mooi en snel dicht zoals de theatervoordoeken dat wel altijd mooi doen. Om het doek toch redelijk te laten vallen had men het in de punten in het midden flink verzwaard met zandzakken. 

De bovenkant van dat prosceniumdoek werd met een zwart fond afgestopt en dat had tot gevolg dat alles wat zich achter dat doek moest afspelen gebeurde in zij- en tegenlicht. Het licht uit de portaalbrug kon slechts worden gebruikt op het voorplan en slechts een enkele keer op het tweede plan als proscenium en fond waren opgetrokken. 

Dat leverde rare scènes op omdat de gezichten moeilijk waren te zien. 

Mijn ervaring met operettezangers en zangeressen is niet erg goed. Om de één of andere reden lijken het wel allemaal ijdeltuiten te zijn die het nodig vinden om na elk gezongen nummer toch minstens drie of vier keer diep voor het publiek menen te moeten buigen en daarbij smeken om applaus. Dat was ook bij deze productie het geval. Het na ieder nummer succes halen werd met het prosceniumdoek nog versterkt, alleen werd de arme Caroline Kaart daarbij wel heel erg gestraft door een niet al te overtuigend werkende technicus. Hij was duidelijk geïnstrueerd om na ieder nummer toch drie keer Wagner te halen, maar hem was niet verteld dat hij daarbij moest letten op de zangeres en of zij al een stap naar achter had gedaan alvorens het doek dicht te laten vallen. Zij werd daardoor die avond een behoorlijk aantal keren vol getroffen door de zandzakken in het doek en leek ook wel de kans niet te krijgen om weg te lopen, want het doek ging dan alweer op voor de tweede en ook de derde buiging. 

Over de kostuums zal ik het in deze maar niet eens hebben, maar duidelijk was wel dat Max Heijmans geen ontwerper van theaterkostuums was. 

Mijn echtgenote had voor de pauze al ernstige problemen met het ontbreken van tempo in de voorstelling en kon haar ogen niet openhouden. 

Om tien uur die avond was het pauze en gingen wij beiden nog even naar achter op het toneel. Er werd druk gechangeerd en dat ging ook allemaal niet van een leiendakje. Ik had genoeg gezien. Ik zou niet met deze voorstelling op reis gaan. Hoe het erna de pauze verder uitzag dat kan ik helaas niet vertellen. Een jaar later heb ik wel met Caroline Kaart gewerkt voor producent Paul Brandenburg. Die had een liedprogramma met haar gemaakt, waarbij ze op de piano werd begeleid door Co van de Heide Wijma. Dat was een programma zonder veel toeters en bellen en zeer onderhoudend. In datzelfde jaar produceerde Jacques Senf een programma rond de bariton Marco Bakker en ook bij dit programma ging het weer fout op de snelheid in het programma. 

Senf pakte het nu anders aan hij vroeg Tom van Beek als productieleider, een choreografe wiens naam ik helaas ben vergeten en mij voor de techniek om gedrieën te zorgen dat er tempo in de voorstelling kwam. 

We hadden een soort van werkbespreking met Jacques Senf en Marco Bakker bij Tom van Beek in de keuken. Senf zette in korte bewoording uiteen wat hij van ons verlangde en er werd een rondje gemaakt om ideeën te peilen. Marco Bakker wist precies waar het allemaal aan schortte in zijn productie. Ten eerste hoorde er bij een show met iemand van zijn signatuur toch minstens een mooie grote showtrap waarmee hij een schitterende opkomst had voor zijn publiek, met cape en hoge zijden en wandelstok met zilveren knop. Deze zou hij net als zijn hoge zijden naar de zijkant van het toneel werpen als hij onder aan de trap was gekomen en deze zou dan door een toneeltechnicus moeten worden opgevangen. 

Wij keken elkaar eens aan en duidelijk was wel dat er vier man aan tafel zeker wisten dat deze opkomst niet door zou gaan. Senf alleen al vanwege de extra kosten en de overige drie achtten Marco Bakker niet bepaald in staat om sierlijk van een trap af te komen en over de worp van de attributen leek het ons verstandig om daarover maar te zwijgen. 

Het programma bestond verder uit drie muzikanten en een zang/dansensemble van drie jongens en drie meiden. Vocaal stelde dat al weinig voor en ook de choreografe was niet onder de indruk van de danstalenten. Kortom: Tweekeer niks! 

Toen de trap door ons werd afgeschminkt bleef er één wens van Bakker over. Een gaasdoek net voor of achter de portaalbrug. Hij zou dan voor dat doek zingen en dan moesten achter het doek de muzikanten en het ensemble zichtbaar worden als in een droom. Verder wilde Bakker dat er een volgspot zou zijn die hem toch iedere keer mooi in het licht kon zetten. Het bleek mij al snel dat dit kwam omdat hij de discipline ontbeerde om op vaste plekken op het toneel te gaan staan. Er ging dus een volgspot mee op reis en met Marco Bakker werd het script doorgenomen om vast te leggen wanneer en vanaf welke kant hij zou opkomen lopen, zodat de volgspotter zich kon voorbereiden. 

De choreografe had in haar studio met het ensemble gewerkt en op een bepaald moment zouden we een voorstelling hebben en ’s middags een doorloop om alle afspraken na te lopen. Bij de doorloop bleek al dat Marco Bakker zich niet aan de afspraken hield. Als de volgspotter linksvoor had voorbereid kwam hij rechtsvoor op en begon dan, heel ‘professioneel’ om licht te roepen. Omdat ik in die tijd ook een aantal andere producties begeleidde, had ik vervangers ingewerkt en die hebben het volgens mij ook afgemaakt, want ik ben bij een voorstelling in Schiedam afgehaakt. 

Bakker riep niet alleen om licht als hij weer eens verkeerd opkwam, hij deed dat ook als een changement nog niet klaar was. Ook ging het vaak mis met het door hem gewenste gaasdoek, want hij moest in het donker naar de voorkant van het toneel lopen voordat het gaasdoek naar beneden kon. Zo’n gaasdoek wordt aan de onderkant verzwaard met ijzeren pijpen om het strak te laten hangen en het is geen pretje om dat op je hoofd te krijgen. 

Bij bijna alle voorstellingen die ik met hem deed, voor had hij verschillende keren weer om licht geroepen en ik was daar na een paar keer helemaal klaar mee. In Schiedam ben ik voor de voorstelling naar hem toe gegaan en heb hem verteld dat hij dat niet meer moest doen, omdat het niet al te professioneel van hem was en ook dat ik het niet meer accepteerde. “Als je weer om licht roept, dan geef ik je werklicht en ga ik naar huis”, heb ik hem toen verteld. In Schiedam liep hij niet ver genoeg het voortoneel op en kreeg hij de pijp van het gaasdoek vol op zijn bol en viel hij op de grond. Ik wachtte even met het inkomen van het speellicht om hem de kans te geven zich op te richten en zich te ordenen. 

“LICHT!!!!!!”, brulde hij.

 De lichttafel stond toen in Schiedam halverwege de zaal rechts tussen het publiek in. Ik schakelde het werklicht in (TL-verlichting) en daarna in een korte fade out het theaterlicht uit en heb mijn papieren opgepakt en ben de zaal uitgelopen naar de artiestenfoyer. 

Een verbaasde Tom van Beek kwam naar de artiestenfoyer om me te vragen wat er aan de hand was en ik vertelde hem dat ik na de koffie in mijn auto zou stappen om naar huis te gaan. Tom begreep maar al te goed dat het mij ernst was. We hadden het al vaker over het gedrag van Bakker gehad. 

Het waren niet alleen de theaterregels waar hij lak aan had, bleek later. Ook in het verkeer ging hij zijn eigen gang. 

*

Op de persoonlijke pagina van de Theater Encyclopedie treft u een heel overzicht van de tot nu toe gepubliceerde theaterverhalen zoals die hier op mijn blog zijn verschenen. De link hieronder geeft u direct toegang.

https://theaterencyclopedie.nl/wiki/Martin_Wagenaar

Geef een reactie