Stukjes verhalende theatergeschiedenis 1974 – 1998. Deel 23.

De alom bekende wielrenner! 

In mijn tijd dat ik als freelance belichter werkte, kwam ik in contact met Paul Brandenburg. 

https://theaterencyclopedie.nl/wiki/Paul_Brandenburg#:~:text=Paul%20Brandenburg%20%281944-1997%29%20is%20een%20Nederlandse%20acteur%20en,Gerbrand%20Adriaensz.%20Brederoen%20De%20driestuiversopera%20van%20Bertolt%20Brecht.

Paul was acteur en in Naarden gevestigd met een impresariaat onder de naam Actor’s Enterprise. Hij haalde ooit het nieuws door een boekwerkje uit te brengen van allemaal publieke personen die via zijn bureau waren in te huren. Mies Bouwman, Willem Duijs je kon ze allemaal via Paul inhuren en je zag ook meteen wat ze kostten. Achter eenieder stond zijn of haar prijs vermeld. Dat was tegen het zere been van de toenmalig ‘bekende Nederlanders’. 

Paul verdedigde zich in die tijd met verve in de vele televisieprogramma’s waarin dit aan de orde kwam. Paul Brandenburg was een ontzettend aimabele man, bourgondiër en levensgenieter, maar bovenal ook hondsbrutaal. Paul produceerde ook voorstellingen en daarvan begeleidde ik er een tweetal. Ook boekte hij wel buitenlandse artiesten van naam, althans zangers die al enigszins over hun houdbaarheidsdatum waren, maar nog lang op hun roem teerden en schnabbels niet uit de weg gingen. Op een bepaald moment vroeg hij me of ik hem wilde helpen bij een concert van Iwan Rebroff. 

Rebroffs werkelijke naam was Hans Rolf Rippert. 

Het was een man met een fors gestalte, die een volle baard droeg en in Russisch folklore kleren optrad. Hij had een lage flexibele basstem met een uitzonderlijk groot bereik van vierenhalve octaaf (met gebruik van falcet). 

De truc van de producenten die hem boekten was vaak dat zij in Nederland rondkeken naar redelijk goede koren en deze de mogelijkheid boden om met, in dit geval Rebroff, op te treden. Je zaalbezetting had je dan al voor een groot gedeelte bezet, omdat het voor de aanhang van de koorleden fantastisch was om te zien dat een familielid met zo’n beroemde artiest op de planken stond. 

Paul had de Grote kerk van Naarden daarvoor ingehuurd en vroeg mij om daar te kijken of koor en Rebrof in het licht konden worden gezet. Echter, de krachtstroom in de kerk was aangelegd door de NOS voor televisieopnamen. Die kon worden gebruikt, maar dat koste geld en dat vond Paul zonde. Of we niet gewoon wat licht op de stopcontacten van de kerk konden aansluiten. Tja, dan spreken we niet meer over belichten, maar verlichten. 

Na inspectie bleek er één groep van zestien ampère beschikbaar. Dan houdt het bij zes 500Watt-schijnwerpers op en dan maar duimen dat de beheerder er ’s avonds niet een koffiezetapparaat bij aansluit. 

Paul vond het prima. 

Om te weten hoe, wat en waar koor en artiest zouden gaan staan, moesten we een week later naar Apeldoorn om een optreden van Rebroff te bekijken. Hij trad daar op met hetzelfde koor als dat in Naarden zou meedoen en dat in Apeldoorn door een andere concertorganisator was geregeld. Voor Paul was het belangrijk dat we tijdig in Apeldoorn zouden zijn, want vooraf zouden we gaan eten en hij wist een heel goed restaurant daar. 

Op dat punt leken we ook wel op elkaar, want van de vele plaatsen waar ik met voorstellingen ben geweest weet ik vaak niet meer precies met welke voorstelling, maar kan nog altijd terughalen wat ik waar heb gegeten. Kortom, we hadden elkaar op dat punt gevonden en het eten was zoals hij had voorspeld heel erg goed. We hadden er ook het nodige bij gedronken en wat je dan hebt als het gezellig is, de tijd vliegt. Tegen de tijd dat er werd afgerekend was het optreden van Rebroff al lang en breed begonnen. We kwamen dus op een bepaald moment aan voor een gesloten kerkdeur. We hebben nog even gezocht naar een wat minder opvallende zijdeur, maar moesten toch door de hoofddeur naar binnen. 

Paul opende de deur, liet mij voorgaan en kwam daarop zelf binnen.
Er stond nogal wat wind op de voordeur en Paul liet de deur bij binnenkomst gewoon los. De knal die de dichtvallende deur gaf, was enorm. De aandacht van het publiek en ook van Rebroff was plotseling volledig op ons beiden gericht. Zelf had ik de neiging om een houding aan te nemen van “ik hoor hier niet bij”, maar je weet dat dat niet te verkopen is. Paul deed echter of er niets aan de hand was, stak zijn hand op naar Rebroff en bleef daar midden in de kerk staan. Het optreden van Rebroff ging door. 

Rebroff had een zendermicrofoon, maar het publiek moest de indruk krijgen dat hij onversterkt met het koor meezong. De geluidsboxen waren weggewerkt onder tafels waarover kleden hingen zodat je de boxen niet zag. Op een bepaald moment sprak Paul me aan en begon een heel verhaal over één van de koorleden die hij er in Naarden niet bij wilde hebben. 

“Jezus, wat is die vent lelijk en scheel! Die zet je toch niet vooraan, die hoef ik niet!”, sprak hij. In de pauze gingen we naar achter om kennis te maken met Rebroff en met de dirigent van het koor. De kennismaking met Rebroff was heel onderkoeld, minzaam en duurde heel kort. 

Daarna op naar de dirigent. Paul begon de dirigent uitgebreid uit te leggen dat hij dat ene koorlid links op het praktikabel er in Naarden er niet bij wilde hebben. Die man zag er niet uit volgens Paul en dat wilde hij het Naardense publiek niet aandoen. De man in kwestie stond binnen gehoorafstand en uiteindelijk weet ik niet hoe het in Naarden is verlopen. Heb daar wel de zaak verlicht, maar had die avond elders een voorstelling. 

Voor Paul deed ik als belichter ook een voorstelling met Caroline Kaart met Co van der Heide Wijma en in die tijd haalde hij Rudolf Schock naar Nederland om samen met Caroline Kaart een aantal kerkconcerten met koren te organiseren. Schock was toen al echt in zijn nadagen, maar had nog een hele batterij fans die hem door heel Europa bij concerten volgden. 

Schock, toen al 69 jaar oud, liep zijn tijd ver vooruit met een kleurspoelinkje in zijn haar. Het was een in mijn ogen enorme ijdeltuit die er alles aan deed om gezien te worden, ook als hij niet op het podium stond. Paul had de Grote Kerk van Naarden afgehuurd met een gemengd koor uit de directe omgeving en hij had een kerk in Middelburg afgehuurd waar ik met dezelfde beperkte middelen als in Naarden de zaak in het licht moest zetten. Ook in Middelburg had hij de beschikking over een groot plaatselijk gemengd koor en dat maakte het voor een producent extra aantrekkelijk. Het leverde altijd veel bezoekers op, want de familieleden van zo’n koor vonden het maar wat mooi dat één van hun familieleden met zo’n ‘groot’ en bekend artiest optrad.

De optredens waren in december of januari, dat weet ik niet meer precies, maar het was stervenskoud, het vroor dat het kraakte. Het optreden in Naarden heeft geen indruk op me gemaakt, maar dat van Middelburg was onvergetelijk. 

Dat onvergetelijke was te danken aan een aantal bouwvakkers. Ik was ’s middags om drie uur al in Middelburg om te kijken wat er mogelijk was met licht en om het aan te sluiten. In de kerk was het niet te harden zo koud als het er was. Ik had twee elektriciteitsgroepen ontdekt die vrij waren van andere apparatuur en zo kon ik in ieder geval meer licht gebruiken dan in Naarden. Om vijf uur die middag was er een repetitie gepland met koor en de twee solisten en om vier uur arriveerde Paul Brandenburg met Caroline Kaart en Rudolf Schock. Omdat het ook in de kleedkamer koud was, werd besloten om de repetitie af te wachten in het tegenover de kerk gelegen café. Het was er aangenaam verpozen en dat hadden zes bouwvakkers ook ontdekt. Die hadden vorstverlet en vermaakten zich aan de bar. 

Om vijf uur waren we weer in de kerk en toen bleek dat het licht goed was, artiesten en koor in het licht stonden, ben ik gaan eten. Een uur voor de voorstelling was ik weer terug. De koster van de kerk had wat verwarmingselementen aangedaan, maar dat hielp niet erg. Het publiek werd geadviseerd de jassen aan te houden. Toen het concert voorbij was en ik al mijn licht en kabels weer in de auto had, nodigde Paul me nog uit om in het café met Caroline en Rudolf wat te drinken en om nog wat door te warmen. Nu was ik niet echt iemand die na de voorstelling nog wat ging drinken, want ik moest altijd weer terug naar Noord-Holland rijden. Maar goed een glas jus d’orange gaat er altijd wel in. Ook de vaste fans van Rudolf gingen mee en aan de bar zaten nog steeds de zes bouwvakkers die daar ’s middags ook al zaten. 

De mannen hadden plezier en de binnenkomst van onze groep bracht bij één van de mannen een feest van herkenning teweeg dat hij uitvoerig met zijn maten besprak. Op een bepaald moment komt hij van zijn kruk af en loopt op Rudolf Schock toe, slaat een arm om zijn schouder. 

Schock volledig in shock. 

Die bouwvakker zegt tegen Rudolf; “Jahaa, ich weis wie sie sient, sie sient die bekannte fahrreeder. Kom wie heisse sie doch? Sie sind die Roedie Altig! Wie keetst ienen?” 

Dat smoel van Schock en zijn aanhang, ik bestierf het en ik was niet de enige. Paul, toch een boom van een vent, kromp inéén en draaide zich af. Hij kon zijn lachen niet houden en moest gek genoeg ook plotseling naar het toilet. 

Omdat ik mijn lachen ook niet kon houden, heb ik mijn glas neergezet en ben naar buiten gelopen naar de auto. Ik heb het eerste stuk, tot voorbij Dordrecht, enorm zitten lachen. Iedere keer dat ik dat gezicht van Schock voor ogen had, begon het weer. 

Op de persoonlijke pagina van de Theater Encyclopedie treft u een heel overzicht van de tot nu toe gepubliceerde theaterverhalen zoals die hier op mijn blog zijn verschenen. De link hieronder geeft u direct toegang.

https://theaterencyclopedie.nl/wiki/Martin_Wagenaar

Geef een reactie