Er waren bijna gelijktijdig twee aanleidingen om mijn herinneringen aan mijn tijd in het theater op papier te zetten. Allereerst was mijn oud-collega en productieleider van het Nationale Ballet, Dhian Siang Lie, degene die me daartoe opriep dat te doen. Tijdens een bezoek van hem vertelde ik hem iets over de tijd dat we beiden bij het ballet werkten en van het éne verhaal kwam bij mij ook nog een volgende in mijn herinnering op. Dhian Siang Lie vroeg mij waarom ik die verhalen niet opschreef, want van de gesproken-geschiedenis uit de tijd dat ik in theater werkte bestond eigenlijk niets en het zou toch zonde zijn als die geschiedenis verloren zou gaan. Als amateur-historicus van de lokale geschiedenis kon ik mij daar wel in vinden en zeker ook daar Dhian Siang Lie zei dat het ook leuk zou zijn voor het nageslacht.
Dat nageslacht begon in diezelfde periode ook concrete vormen voor mij aan te nemen en omdat ik vanaf mijn geboorte maar één oma heb gekend en van de drie andere voorouders helemaal niets weet, leek het mij waardevol om in die zin enkele herinneringen op te tekenen.
Al vrij snel had ik het eerste verhaal op papier en stuurde ik naar Dhian Siang Lie die enthousiast reageerde. Daarna heb ik hem nog een paar verhalen toegestuurd en hij bleef enthousiast. Omdat ik twijfelde aan zijn objectiviteit heb ik ook een aantal andere mensen mijn stukken laten lezen. Dat waren mensen zonder enige theaterachtergrond, maar die wel herkenning hadden aan de mensen waar ik over schreef. Hun kritiek lag vooral in het feit dat ze mijn verhalen lazen zonder verduidelijking van allerlei theatertechnische termen en op dat punt heb ik zoveel mogelijk die termen proberen te verduidelijken door onder nummer te wijzen naar de verklaring daarvan aan het eind. En mocht dat niet duidelijk zijn; google kan uitkomst brengen.
Gedurende mijn leven is het onthouden van namen van mensen altijd mijn grootste probleem geweest. Namen als geheugensteuntje voor een volgende keer opschrijven bleek in de praktijk ook geen oplossing. Zo schreef ik na een bezoek aan de schouwburg in Sittard na het afscheid nemen de zes namen van de technici keurig op voor ik naar huis reed. Bij een volgend bezoek heb ik die namen goed in me opgenomen voor ik het theater weer instapte. Gaf iedereen een hand en noemde naar mijn weten ook ieder bij de juiste naam, maar de toneelmeester hielp me uit de droom; “Martin, we vinden het altijd prachtig om te zien hoe jij je voorstellingen voorbereid en ons met informatie aanstuurt, maar laat die namen voortaan maar achterwege. Als je een half uur binnen bent dan weet je precies weer welke kop bij welke naam hoort.”
Tijdens het schrijven kwamen niet alleen de herinneringen weer boven drijven, maar wonderwel voor mijn doen, een groot aantal namen van mensen die ik eigenlijk van naam was vergeten. Van een aantal mensen zijn die namen niet meer boven water gekomen en dat spijt me, want ze zijn me allen even dierbaar gebleven merkte ik tijdens het schrijven.
Of ik mijn kleinzoon, inmiddels geboren als Boris, een plezier doe met deze verhalen weet ik niet, maar mocht hij ooit iets willen weten over zijn stamouders dan heeft hij toch meer om handen dan dat ikzelf heb gehad. Mijn vader heeft wat betreft geschiedenis bij mij ooit het zaadje gezaaid door mij duidelijk te maken dat als we iets voor de toekomst willen betekenen, we ons goed moeten beseffen waar we vandaan zijn gekomen.
Onze herinneringen blijven echter een vaag aftreksel van de geschiedenis die we al eerder hebben gemaakt, maar nooit opgeschreven.
Martin Wagenaar