Mijn mooiste jaren!
In 1978 werd ik gevraagd of ik licht kon leveren aan het jaarlijkse éénakterfestival van de regionale afdeling van het Noord-Hollands Centrum voor het Amateurtoneel (NHCA) en of ik die dag, hemelvaartsdag, de voorstellingen ook kon begeleiden. Dat was op zich nog een hele klus, want de voorstellingen waren in het Regiocentrum van Schagen.
Het regiocentrum was een gebouw zoals dat eind jaren zestig begin jaren zeventig op veel plaatsen werd gebouwd. Men noemde het multifunctionele gebouwen en in de praktijk kwam het erop neer dat er bijna niets kon. Het regiocentrum in Schagen was daarop geen uitzondering, een vierkant gebouw met een vloeroppervlak van twintig bij twintig meter met in het midden een verlaging van een meter diep van tien bij tien. Je kon een zaalopstelling maken met de stoelen in de verdieping en zo een soort van lijsttoneel maken, maar je kon ook ‘en ronde’ spelen. De verenigingen mochten dat naar believen doen. Na inventarisatie van hun wensen moest ik maar zien of het technisch was in te vullen. Het eerste jaar dat ik het deed verliep moeizaam, omdat de amateurregisseurs niet echt konden vertellen wat ze nu precies wilden en ik hun beperkte vermogens zodoende ook niet zo makkelijk kon vertalen. Boven de zaal zat een balkenplafond waartussen je met twee beugels een stang kon plaatsen waar het licht aan kon hangen. Hoogte tot het plafond was in de kuip drieënhalve meter en aan de hoge kant was dat een meter minder. Het balkenplafond bestond uit vierkante vlakken met vijf balken van twee meter en het naastgelegen vlak had de balken daar weer haaks op staan. Architectonisch knap bedacht, maar om er licht tussen te moeten hangen was het een crime. Zeker ook het aansluiten van het licht, want alles moest met verlengsnoeren worden aangesloten op de dimmerpacks. Over het stof dat op die balken lag wil ik het nog niet eens hebben, maar na een dagje bouwen en aansluiten zag je er als een mijnwerker uit.
In diezelfde tijd was ik op verzoek van Jos van Dijk begonnen met het schrijven van artikelen over belichten voor het NHCA in het blad “Tableau”. Het grappige van het schrijven over licht voor dat blad van het NHCA was dat ik over mijn professionele werk meer ging lopen nadenken. De kennis die ik had opgedaan en zeker ook mijn ervaring, maakte dat ik ingesleten vaste gewoontes had overgenomen van mijn leermeesters en die gewoontes toch steeds vaker ging loslaten en aan het experimenteren sloeg met licht.
Bij Het Nationale Ballet waren alle nieuwe lichtontwerpen van choreografieën van Rudi, Toer en Hans steevast gebaseerd op een basisstramien welke Jan Hofstra vanaf het begin hanteerde. Er was daar geen ruimte voor nieuwe inzichten en experimenten.
Rond 1981 ben ik bij de “Rotterdamse Dansakademie” begonnen met het belichten van eindvoorstellingen in theater Zuidplein en ook wel op de academie zelf in Studio 10, waar een lichtgrid boven hing. In de voorstellingen in het Zuidplein theater zaten zo’n acht tot tien choreografieën en na inventarisatie van de wensen van de choreografen, maakte ik een lichtplan voor het theater.

Om het voor mezelf leuk te houden, ik heb die voorstellingen tot 1996 gedaan, hield ik er geen basisstramien voor licht op aan. Gewoon ieder jaar kijken of er nog iets niet was gedaan en daarbinnen dan de stukken te belichten. De ene keer was het beter geslaagd dan een andere keer, maar ik denk dat het niemand ooit is opgevallen.

Ik experimenteerde ook vaak met kleur, maakte samengestelde kleuren en gebruikte ook ieder nieuw kleurfilter dat op de markt kwam. Corné-light, toen nog in de Bijlmermeer aan huis gevestigd liet me altijd weten wanneer hij weer wat nieuws had. Die kleuren nam ik dan mee naar mijn voorstellingen met Laurens van Rooyen, want die zat altijd in een wit rokkostuum achter zijn vleugel en daar kon ik dan tijdens zijn optreden zien wat de reflecties van de kleuren deden. De daarmee opgedane ervaringen verwerkte ik dan weer in mijn lichtontwerpen die ik voor de verschillende choreografen van de “Rotterdamse Dansakademie” maakte. Bij het maken van een lichtontwerp voor een dansvoorstelling ging ik eerst in gesprek met de choreograaf aan om te horen wat hij met zijn ballet wilde. Wat voor lichtstanden hij op welk moment in zijn dans wilde hebben. Daarna ging ik pas repetities bekijken. Al snel kwam ik erachter dat het op die manier niet echt werkte.
Zo had ik een keer een bespreking met Ben Bergmans over een dansstuk van hem dat in de studiovoorstelling van de academie zelf zou gaan. Daar had ik maar beperkt licht. Er stond een 24-kringen lichttafel met twee lijntjes. In het gesprek met Ben zat ik op een bepaald moment in mijn aantekeningen bij stand 24 toen ik hem vroeg hoelang zijn stuk duurde. “Allei, dat zal zo’n drie minuten of drie minuut twintig zijn.” Dat was onmogelijk om op een twee lijnen handtafel te doen, want geen enkele stand was hetzelfde. Er zouden in de studiovoorstellingen nog een aantal wat complexere lichtstanden moeten worden uitgevoerd en daarom vroeg ik Remi Seelaar, de toenmalige directeur, of ik een lichtcomputer mocht inhuren. Remi vond dat prima en ik huurde bij Paul Andersen van Controllux een Apple-computer die was aangepast op lichtbesturing. Het leek in niets op de latere lichtbesturingen. Het was een tekstverwerker waarbij een combinatie van toetsen de mogelijkheid bood om het licht aan te sturen. Tevens had ik twee dimmerpacks bij hem gehuurd, zodat ik 36 kringen kon aansturen. Een week voor ik af zou reizen naar Rotterdam kon ik het bij Paul ophalen en had het spul dus thuis. Met het instructieboek erbij ben ik een week aan het oefenen geweest en had ik het apparaat onder de knie.
Tot die tijd, het moet rond 1984/1985 zijn geweest, moest ik niets van computers hebben. We hadden bij het Nationale Ballet in 1980 wel al een computer in gebruik genomen, maar dat had het werk er voor mij niet aantrekkelijker opgemaakt. Het was voor mij altijd de kick om zelf achter de lichtkast te zitten en een ‘fade in’ of ‘fade out’ maakte je met de hand toch altijd mooier dan die met een computer. De mogelijkheden echter die de computer me in Studio 10 boden met het beperkte belichtingsmateriaal overtrof mijn verwachtingen.
Het dansstuk van Ben Bergmans bestond uiteindelijk uit 48 lichtstanden en waren zo geprogrammeerd dat ik bij start van de muziek op GO drukte en tot en met de blackout niets hoefde te doen. Wel naaide ik mezelf er een enorm oor mee aan, omdat ik al die standen handmatig moest uitschrijven om ze later in het theater te kunnen reproduceren en het betrof een werk dat Ben nog op een flink aantal plaatsen liet opvoeren.

Het uiteindelijke resultaat zorgde nog wel wat hoofdbrekens bij mij, want het stuk ging mee in een gemengd programma van de dansacademie en voor de andere stukken had ik heel ander licht nodig. Met de nodige improvisatie is het me wel altijd gelukt om iedere choreograaf te geven wat hij/zij wenste en om heel eerlijk te zijn; Mijn werkzaamheden voor de Rotterdamse Dansakademie 1981-1996 waren mijn mooiste jaren met hele mooie herinneringen aan al die mooie en gedreven studenten, hun docenten en muzikale begeleiders.

Op de persoonlijke pagina van de Theater Encyclopedie treft u een heel overzicht van de tot nu toe gepubliceerde theaterverhalen zoals die hier op mijn blog zijn verschenen. De link hieronder geeft u direct toegang.