Decorontwerpers (1).
We liepen nog wel eens te mopperen op de decorontwerpers. Vooral wanneer er in de ontwerpen bijna onmogelijk uitvoerbare constructies zaten, want hoe mooi soms ook bedacht en vormgegeven van de inspecienten werd altijd weer verwacht dat die de decors op de reis zo’n keer of vijftig in en uit elkaar moesten halen. In de grotere theaters leverde dat meestal geen problemen op, maar die theaters die door ons werden beschreven als zijnde pisbakken waren juist het probleem.
Het was de taak van de chef-inspicient van het gezelschap om vanaf het eerste overleg met de decorontwerper deze te wijzen op de onmogelijkheden in een ontwerp, maar dat kwam niet altijd over en zo bleven er altijd wel zaken inzitten die voor sommige theaters onuitvoerbaar leken. Ook gebeurde het wel dat er voorstellingen werden verkocht aan theaters waar het decor helemaal niet kon staan en dus ook niet verkocht had mogen worden. Bij het Publiekstheater speelden we MacBeth in een decor van Frank Raven. Op zich was het geen ingewikkeld decor, maar bestond het uit een schuinoplopende vloerconstructie van praktikabels dat één groot geheel was met elkaar.

Helaas was er bij het boeken van de voorstelling toch iets fout gegaan en was de voorstelling verkocht aan schouwburg Ogterop in Meppel. De toneelvloer daar was niet groter dan de helft van wat het MacBeth-decor nodig had. De toenmalige directeur van Ogterop eiste dat de voorstelling bij hem gespeeld zou worden en dat kwam erop neer dat wij een dag voordat de voorstelling daar gespeeld werd al in Meppel waren voor een extra bouwdag om minder decor op toneel te kunnen plaatsen dan we normaal in één dag deden. Op de voorstellingsdag stond er voor ’s middags drie uur nog wel een doorloop op het programma.

Hans Croiset, de regisseur, vond het er allemaal prachtig uitzien wat bij mij de vraag opriep waarom we het niet altijd zo uitvoerden. Kostte minder geld voor decor en ook voor vervoer, maar dat was een brug te ver. De meest plezierige decors waar ik mee op reis ben geweest kwamen van Herman van Elteren, Nicolaas Wijnberg en Toer van Schayk.
Nicolaas Wijnberg was zo’n beetje de vaste decorontwerper van Ton Lutz en voor Wijnberg hadden we tijdens de generale week altijd een kist bij ons met allemaal spuitbussen verf voor hout en schoenen. Wijnberg gebruikte die om decor, maar vooral ook de kostuums er oud en gebruikt mee te spuiten. Hij was er een meester in om splinternieuw gemaakte kostuums zo te behandelen alsof het was dat de drager deze al jaren aan had gehad. Na Globe, in de periode bij het Publiekstheater deed hij ook aan het decor en de rekwisieten een soort van finishing touch en dat leverde zo nu en dan nog wel eens problemen op.
Er werden door een regisseur soms dingen bedacht die niet helemaal in het beeld van de voorstelling paste en tijdens de generales en/of tijdens het belichten werd dan besloten dat het niet helemaal was wat men ervan had verwacht. Dick Heinz vertelde me ooit eens dat hij in zijn tijd bij Ensemble of Globe een splinternieuw kalfslederen bankstel in het decor had staan en dat de decorontwerper en regisseur tijdens het belichten vonden dat het niet was wat of zij ervan hadden verwacht. De volgende dag kwam er een wagen van de firma Kat uit Amsterdam met een ander bankstel en werd het kalfslederen weer in de wagen geladen om het naar het Van Nispenhuis in Amsterdam te brengen. Later toen men weer een bankstel nodig had voor een andere productie kwamen ze erachter dat het kalfslederen bankstel het Van Nispenhuis nooit had bereikt. Rekwisieten haalden trouwens wel vaker de opslag niet en daar kwam je dan meestal wel achter als zo’n toneelstuk later nog een televisieregistratie beleefde.
Bij de opbouw van het decor van de ‘De Kersentuin’ voor de generale week in Amstelveen kwam een prachtige rotan pauwenstoel mee die in de serre van het decor werd gezet. De volgende morgen was ik als eerste aanwezig op het toneel om mijn baksels van dooddeeg op een tafel te etaleren en Nicolaas Wijnberg, die ik buiten het gebouw al had aangetroffen terwijl hij kostuums stond “af te spuiten”, kwam bij me met de vraag of ik niet een stanleymes en een beitel voor hem had. Met een pot lijm en het mes en beitel ging hij de pauwenstoel te lijf. De biezen gevlochten zitting en rugleuning werd met het stanleymes danig bewerkt en de biezen werden omgevouwen en verlijmd. Toen ik het toneel verliet voor een kop koffie in de artiestenfoyer zag ik hem met beitel en hamer de stoelleuningen bewerken.
Tegen de tijd dat wij met zijn allen weer op het toneel terug waren zag de stoel er oud, verweerd en haveloos uit. Bij de eerste doorloop met licht en geluid die middag hoorde ik via de headset een verbaasde Ton Lutz uitroepen; “Wat is er met die stoel gebeurd?”
Waarop Wijnberg tegen Lutz zei; “Maar Ton die stoel paste zo toch niet in het decor!”
Op het eind van de serie voorstellingen heeft deze prachtige stoel de rekwisieten opslag veilig bereikt, of hij ooit nog is gebruikt weet ik niet, maar Ton Lutz was duidelijk tijdens die doorloop hevig teleurgesteld.
Het eerste decor bij het Publiekstheater van Wijnberg was voor “Electra” van Sophocles dat bestond uit 25 beschilderde marmerenvloerdelen van één meter vijftig bij één meter vijftig.
Daarachter stond een lichtblauwe wand van 8 meter hoog met in het midden een trap naar twee klapdeuren van 6 meter hoog. Op de vloer een gouden zuil van 4 meter hoog en een zwart offerblok. Al met al een heel indrukwekkend decor dat voor wat de achterwand betreft met lijmklemmen bij elkaar werd gehouden. De schoren waren rechthoekig van vorm en zodanig geconstrueerd dat we er tijdens de opbouw en afbouw makkelijk in konden klimmen om de lijmklemmen te bevestigen. Het bovenste gedeelte van de wand van vier meter werd als eerste gebouwd en dan in de trek opgehesen. Tegen de trap werd het deurvak gezet waarna we de onderbouw ertegenaan plaatsten, daarna werd het bovenste

gedeelte op de onderbouw geplaatst. Tijdens het succeshalen, het bukken van de acteurs voor het publiek, waren wij al vaak bezig om de lijmklemmen te verwijderen. Dat was soms ook wel in de zaal te horen als er weer één van zeshoog op de vloer viel. Het meest kwetsbare onderdeel van het decor was wel de gouden zuil en daarvoor was een speciale constructie gemaakt waarin deze vervoerd kon worden.
Ik heb het toneel eigenlijk niet echt meer gemist, nadat ik overstapte naar het ballet, maar het blijft jammer dat je bij dans zoveel vloeroppervlakte vrij moet laten voor de dansers, want een decor van Wijnberg zou een dansvoorstelling zeker niet hebben misstaan.
Persoonlijk hadden we als techniek niet veel met Wijnberg te maken wel weet ik dat Dick Heinz een goede relatie met hem had en ook wel thuis werk van hem aan de muur had hangen.

Nicolaas Wijnberg (1918-2006) was een heel veelzijdig kunstenaar die een heel breed oeuvre heeft opgebouwd van schilderijen, tekeningen, grafiek en wandschilderingen tot affiches. Alle reclame-uitingen bij Globe kwamen van zijn hand. Het is jammer dat er in de musea nauwelijks aandacht aan hem wordt geschonken, want een overzichtstentoonstelling van zijn werk zou een verdiend eerbetoon aan deze kleurrijke man zijn.