
Komend weekend begint de Zuidscharwouderkermis weer. Dat was vroeger nog wel een kermis waar ik speciaal voor terug kwam toen ik niet meer in Langedijk woonde, maar sinds ik inmiddels hier alweer 42 jaar woon, kan ik me niet heugen daar een stap te hebben gezet.
Voor mij was de kermis in Zuidscharwoude het moment dat we thuis aan de kermisspouwers van bakker Schoorl zaten en op zondagavond aan de oliebollen. De spouwers, een beschuitbol waar anijszaad aan was toegevoegd, zijn niet meer te krijgen.

Een ander moment van de Zuidscharwouderkermis was het katknuppelen dat op maandagmiddag altijd werd gehouden achter café De Fortuin, tegenwoordig De Kolonist. Het katknuppelen was 150 jaar geleden een activiteit op de kermis waarbij een kat in een houten ton werd opgeborgen welke aan een touw tussen twee palen werd opgehangen en waar men dan met een knuppel de ton kapot probeerde te gooien tot uiteindelijk ook de kat aan zijn eind kwam of luid krijsend kon ontsnappen.

Dat gebruik kwam honderdvijftig jaar geleden al onder vuur te liggen, omdat men het toch wel erg zielig vond voor de kat. De kat werd vervangen door een houten klos en de ton was voorzien van 8 houten hoepels. De hoepels en de houten klos hadden elk een waarde en de winnaar was degene die het hoogste aantal punten aan waardes van de ton knuppelde.
Een dierenvriend uit 1871 sprak in een ingezonden brief in de Heldersche en Nieuwedieper Courant van 6 oktober 1871 zijn afschuw uit over het katknuppelen en dat plaats ik in de oorspronkelijke tekst zoals dat in de krant werd afgedrukt;
_ Naar aanleiding van eene annonce, waarbij het katknuppelen te St. Maartensbrug wordt aangekondigd, bevat de Kleine Crt. een hoofdartikel, waaraan wij de volgende regelen ontleenen:
“Dat eene feestviering als die, welke men te St. Maartensbrug in de Zijpe op het oog had, eene volksramp is, staat vast. Zelfs verklaar ik gaarne, dat ’t mij eene verlichting was, toen de 2 Oct. jl. gesluijerd en beneveld over dit halfrond ging. Terwijl ik behoedzaam en knorrig mijnen weg door de overstroomde straten zocht, was de gedachte aan de mogelijkheid, dat de hemel zich welligt over de arme kat te St. Maartensbrug ontfermd zou hebben, en de druipnatte knuppels aan de handen der liefhebbers ontwrongen, mij een ware vertroosting. Toen ik later rustig thuis zat, en zag hoe onze poes haar kop tegen mijn been wreef, durfde ik zelfs, onder den invloed dier mogelijkheid, het beest streelen en op mijn knie nemen. ’t Zal mij een blijde tijding zijn, als ik hoor dat het helsche feest niet is doorgegaan . . . .
Vooral ook met het oog op de menschen die de kat knuppelen moesten, schonk die regen mij een krachtdadige vertroosting. Misschien, dacht ik, zijn zij nu wel tot betere gedachten gekomen; misschien heeft de kastelein den tijd gehad te begrijpen, dat hij zijne prijzen en premiën op een edeler manie kan laten verspelen; misschien hebben de deelnemers zich teruggetrokken in de gelagkamer en zitten zij vrolijk en onschuldig den tijd door te brengen, onder een goed glas bier.
O mijn volk, of gij leerdet fiksch en krachtvol te toonen, zonder u te verlagen of te bezondigen. De zin voor het degelijke en gespierde, die nog niet ganschelijk in u gestorven is, heeft, om schoon en edel te wezen, den band van het zedelijk en godsdienstig gevoel noodig, waarin de eerbied voor alle schepselen Gods een ruime plaats bekleedt. Och, er wordt niet alleen te St. Maartensvlotbrug maar overal, zoowel in Amsterdam als in de kleinste gehucht, meer dan genoeg gemarteld, waartegen de politie en de publieke opinie slechts een zwak protest kunnen doen hooren, dan dat wij, uit zucht voor het behoud van onze oud-vaderlandsche volksvermaken, de stem tegen dit feitelijk dierenplagen niet zouden verheffen. De eerlijke man, die tijdelijk zijn huur niet betalen kan en bij zijn huisbaas en bij zijn huisbaas voor geen veertien dagen barmhartigheid vindt, is ook een kat, die geknuppeld wordt, en de bediende, van wien meneer of mevrouw meer eischen dan billijk is, omdat ze weten, hoe hij toch nergens elders terecht kan, is een andere. Als gij geld van mij hebben moet en daar dagelijks op zinspeelt met het wreede opzet mij te kwellen, ofchoon ge weet dat dit u toch niet aan uw geld zal helpen, ben ik het slagtoffer, en van het oogenblik waarop een vriend aan uw ziekbed zit uit te rekenen, hoe veel gij uur op uur wel verzuimt en hoe hoog de berg van achterstallig werk al gerezen is, kwam de beurt aan u, mijn waarde. Desgelijks ontsluiten ze de ton om ons in te stoppen, als wij buiten onze schuld van beter tot minder gedaald, door een parvenu overreden worden; moeten wij er ook in, zoodra eene erftante ons willens en wetens gouden bergen voorspiegelt, terwijl ze kon begrijpen, dat we met duizend gulden beter gediend waren . . . .
Nog eens, er wordt in Nederland genoeg gekatknuppeld of katgeknuppeld of katten geknuppeld, om er geen volksvermaak van te maken.
’t Is veeleer een tragedie, een melodrama, een moordgeschiedenis. De hemel zende telkens zijne stortbuijen als er iemand in het hoofd krijgt deze proef op onze negentiende-eeuwsche beschaving nog weer eens te nemen. Wolken, opent dan al uwe sluizen! Daalt neder, gelijk ten dage van den zondvloed, gij regenstroomen!”
Of de schrijver met deze bovenstaande ingezonden mededeling de basis heeft gelegd voor de huidige politieke Partij voor de Dieren is niet aannemelijk. Wel werd de weerstand tegen het gebruik van levende katten in de jaren erna steeds groter en werd de kat uiteindelijk door een klos vervangen. Het katknuppelen werd er daardoor niet minder leuk door. Helaas is het uiteindelijk helemaal uit het programma van de Zuidscharwouderkermis, net als bij veel andere kermissen, verdwenen. Je kunt je afvragen of ook het begrip van kermis nog lang zal blijven bestaan, want ook daar bestaat steeds vaker veel weerstand tegen. Voor de oliebollen hoef je tegenwoordig niet meer naar de kermis. Je kunt ze de laatste maanden van het jaar bijna dagelijks op ieder dorpspleintje kopen en om mede-Langedijkers te ontmoeten en spreken kan je beter wachten tot ze weer nuchter zijn.
