Geschiedenis van het zwemmen in Langedijk. Deel 7.

Er lijkt schot in de zaak te komen zitten als je de gemeentelijke stukken in het Regionaal Archief in Alkmaar er op naslaat.

Plannen maken kost geld.

Wethouder M. Kuiper heeft eerder dat jaar afscheid genomen en is opgevolgd door wethouder Van Dijk, ook PvdA.

Raadsvergadering 23 mei 1961 (*) IX Voorstel tot wijziging der gemeente begroting, dienstjaar 1961 ( 25een 26ewijziging; o.a. krediet voor maken plan zwembad). Uit het raadsverslag;

“De voorzitter deelt mede, dat een bedrag van ƒ 10.000 is uitgetrokken voor bestek en tekeningen voor een nieuw zwembad. Een landelijke commissie voor zwembaden beoordeelt en adviseert dergelijke plannen, welke verband houden met de grootte van de gemeente en haar omgeving. Het ontwerp zal worden gemaakt door de Nederlandse Heidemaatschappij. Bij het onderzoek worden de draagkracht van de gemeente en de exploitatiemogelijkheden bezien. Het zal moeilijk zijn dit object sluitend te maken, hetgeen practisch nergens het geval is. Ook de burgerij zal mee moeten doen.”

“De heer Balder (Prot. Chr.) noemt de geraamde uitgaaf van ƒ10.000 hoog. Spreker heeft bij gerucht gehoord, dat het nieuwe bad ongeveer 2 ½ ton gaat kosten en vraagt zich af, of de gemeente dit kan dragen. De noodzaak ziet spreker in, maar het moet financieel mogelijk zijn. Hier ligt ’sprekers bezwaar: de beoordeling van de financiële draagkracht van de gemeente gaat bij de commissie of bij gedeputeerde staten berusten en niet meer bij de raad. Liever zou spreker deze weg bewandeld zien: eerst een globale berekening van de kosten en daarna bespreking in de sportraad en de raad, opdat de financiële consequenties goed overwogen kunnen worden. De heer Bruijn (KVP) zou het betoog van de heer Balder willen omdraaien. Wij kunnen stellen, dat een zwembad in een gemeente van ruim 9000 zielen mogelijk en noodzakelijk is. Het is niet nodig na te gaan, of dit leeft bij de burgerij, want spreker is ervan overtuigd, dat men erachter staat. Nu moet een start komen en het is goed, dat de raad, samen met de sportraad, het sein geeft. Beter nu dan straks, wanneer de nieuwe financiële verhouding eenmaal is vastgesteld. De heer van Nienes (VVD) kan de noodzaak zeker onderschrijven. Toch helt spreker meer over tot het standpunt van de heer Balder. Weliswaar houdt het gevraagde krediet niet in dat het plan ook werkelijk zal doorgaan, maar men dient zich toch eerst af te vragen of het financieel wel kan. De voorzitter antwoord op een vraag van de heer Stoop (KVP), dat de kosten van het zwembad voorlopig geschat worden op 3 ton. Burgemeester en Wethouders stellen zich voor, dat de sportraad deze zaak bij de bevolking entameert. Het probleem leeft bij practisch iedereen en de oplossing ervan zal offers vragen. De exploitatie zal niet sluiten; het tekort moet door de bevolking zelf worden opgebracht uit de woonplaatsbelasting. Het is niet nodig deze zaak nu uit te stellen. Als het duidelijk is, aldus de heer Heeringa (Prot.Chr.), dat de raad het zwembad wenst, laat men dan nu een uitspraak doen voor een zwembad van drie ton. Maar het is nog allerminst duidelijk, hoe de burgerij zal reageren. Initiatieven op dit punt heeft de spreker nog niet gezien. De voorzitter herinnert aan de beide open zwembaden in de ringvaart, zoals deze aan het begin van de oorlog nog bestonden. Spoedig bleek, dat het zo niet meer kon. Nu gaat men elders en nog zwemmen honderden in de ringvaart. Men kan stellen, dat de burgerij het initiatief moet nemen. De ervaring wijst uit, dat de bezoekers van dure baden reeds een offer moeten brengen en nog zijn deze inrichtingen niet rendabel. De sportnota stelt voorts met nadruk, dat de gemeente met nadruk, dat de gemeente tot taak heeft de sport te helpen bevorderen en te stimuleren. Het is niet verantwoord deze zaak nog langer uit te stellen. De heer Kraakman (KVP) beveelt de raad aan een daad te stellen door het voorstel aan te nemen; dit is wel ƒ 10.000,– waard. De heer van Nienes daarentegen acht een schema van inkomsten en uitgaven nodig, teneinde enig inzicht te krijgen in de exploitatiemogelijkheden. De heer Oijevaar stemt hier mee in. Door het zo te doen, zonder exploitatieoverzicht stort men zich in een avontuur. Wethouder Weel daarentegen is van mening, dat het zwembad er moet komen. De vraag is slechts: wanneer? Zodra het plan gereed is, kan daarop doorgewerkt worden, als stimulans voor de burgerij, die daardoor moet worden opgewekt om mee te doen. Vóór de uitvoering zal een exploitatie-plan gemaakt moeten worden. De heer Balder haalt het voorbeeld van de wijkgebouwen van het Witte Kruis aan; bij die actie bleek, hoeveel de burgerij voor deze zaak over had. De voorzitter verklaart, dat men voor het zwembad ook op deze manier zal werken. Volgens de sportraad is de tijd daarvoor rijp. Wil men de gemeente meer leefbaar maken, dan behoort een zwembad daarbij. Men denke in dit verband aan de vrije zaterdag. Veel is reeds gedaan voor de sport in het algemeen; dit gaat steeds door, het laatste woord is nog niet gesproken. De heer Bruijn zegt, dat het zwemmen steeds als sport ter sprake is gekomen. Daarnaast ziet spreker ook een noodzaak, dat men het zwemmen machtig wordt, uit een oogpunt van veiligheid. Dan is het niet verkeerd, dat de gemeenschap begint en het eerste stootje geeft, opdat iedereen kan zien, dat de gemeente erachter staat. Wethouder van Dijk is van mening, dat de tegenstanders de zaak verkeerd zien. Tenslotte komt de burgerij samen in de vertegenwoordiging in de raad. Men kan wel afwachten, maar er wordt een daad gevraagd. Uiteindelijk moet het zwembad er komen. De heer Heeringa stelt voor een principe-besluit te nemen en dan b.v. zo, dat de overheid en de burgerij de kosten in een bepaalde verhouding dragen. De heer Balder zou eerst een berekening willen maken op grond van de globale prijs. Het is beter om van de andere kant te beginnen. De plannen behoeven hierdoor niet vertraagd te worden.

6 februari 1962 (*) Nieuwjaarstoespraak burgemeester;

“De voorbereidingsplannen voor de stichting van een zwembad vorderen. Momenteel vindt er een rondgang door de gemeente plaats voor het winnen van contributanten. Het blijkt dat er wel daadwerkelijk belangstelling bestaat. Het voornemen bestond om reeds in deze vergadering deze zaak aan de orde te stellen, doch het bleek niet mogelijk te zijn. Verwacht mag worden dat dit binnenkort wel zal geschieden.”H. Schelhaas.

Stichting Zwembad Langedijk

Op 5 oktober 1961 (*) werd bij notaris P.G. Visser te zuid-Scharwoude de Stichting Zwembad Langedijk opgericht.

Op 19 maart 1962 (*) schrijft de Stichting de gemeenteraad dat uit een door de Nederlandse Heide Maatschappij opgestelde begroting blijkt, dat de stichting van een aan de moderne eisen voldoend openluchtbad, in grootte afgestemd op de toekomstig verwachte loop der bevolking van de gemeente en passend in de ontwikkelingsplannen van deze streek, een bedrag vordert van circa ƒ 350.000,–. Uit de aan de Nederlandse Heide Maatschappij ter beschikking staande statistische gegevens blijkt tevens, dat een jaarlijks exploitatie-tekort verwacht moet worden van circa ƒ 10.000,–. 

De stichting had twee mogelijkheden om dat jaarlijkse exploitatie-tekort door de bevolking te laten betalen. Ten eerste door particulieren en bedrijven een éénmalige bijdrage te vragen c.q. het verstrekken van een renteloze lening om tot verlaging van van de stichtingskosten te komen. Ten tweede het vragen aan particulieren en bedrijven om een vaste jaarlijkse bijdrage te verlenen tot verlaging van het verwachte jaarlijkse exploitatie-tekort.

De stichting opteerde tenslotte voor de tweede mogelijkheid.

De stichting vroeg in de brief aan de raad om de grond, 10.800 vierkante meter, ten zuiden van de ULO aan de stichting te verkopen voor ƒ 7,– per m2. Met de stichting een rekening-courant overeenkomst aan te gaan ter financiering van de stichtingskosten. De door de Stichting aan te gane geldlening van ƒ 350.000,– te garanderen, wat betreft de rente en de aflossing en het eventuele jaarlijkse exploitatie-tekort voor rekening van de gemeente te neen.

De totale bouwkosten worden door het Stichtingsbestuur geraamd op ƒ 345.300,–.

Voor het eerste jaar schatten ze dat er 5000 volwassenen en 20.000 kinderen losse entreekaarten zullen kopen en dat er 200 volwassen- en 700 kinder-abonnementen verkocht zullen worden.

Op 21 maart 1962 (*) stelt het College de raad voor de terreinen aan de stichting te verkopen; het garanderen van tijdige betalingen van rente en aflossing van de vaste lening; het toezeggen van een jaarlijkse bijdrage aan de stichting gelijk aan het nadelig exploitatie-saldo, onder verrekening van eventuele voordelige saldi uit vorige jaren.

Wordt vervolgd.

Geef een reactie