Hoe in Broek op Langedijk het christelijk onderwijs tot stand kwam. (1.)

Mijn allereerste schooljaren bracht ik in Broek op Langedijk door op en rondom de ‘Staase Plaas’. De eerste klas was tegenover het gemeentehuis in de aanbouw van voormalig café ‘De Witte Zwaan’ dat door de afgescheidenen van Artikel 31 op zondag als kerk werd gebruikt. Vanaf de tweede klas kwam je dan in het schoolgebouw dat uitzicht gaf op de Nederlands Hervormde kerk. Bij een uitvaart op de achter de kerk gelegen begraafplaats moesten onze gordijnen in de klas altijd worden gesloten. Begrafenissen waren bij uitstek ’s middags na half twee, na aanvang van onze school.

Vlnr. de pastorie, Nederlands Hervormde Kerk, openbare lagere school en de schoolwoning.

De school moet daar, vanaf het moment dat de Nederduitse Gereformeerde Kerk de publieke kerk van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was geworden, hebben gestaan. Predikanten werden vanaf dat moment met overheidsgeld betaald en scholen vanuit deze kerk aangestuurd. Al snel werden voor het geven van onderwijs onderwijzers aangetrokken, omdat het te veel werk was voor de predikanten om dat erbij te doen. Onderwijzers kregen ook veel andere taken erbij ter ondersteuning van de kerk. Vaak was de onderwijzer koster van de kerk, doodgraver en voorzanger. Op welk moment het onderwijs in Broek van de grond kwam is niet precies terug te halen, maar Dr. D. Langedijk schrijft in zijn boek “De geschiedenis van Langedijk” (blz. 41) over de schoolmeester Simon Braak die op 21 april 1678 als onderwijzer begon en dat 54 jaar lang in Broek is blijven doen.

In de 17e en 18e eeuw stelde het onderwijs echter nog niet erg veel voor en was het lesgeven uitbesteed aan de predikant van de Nederduitse Gereformeerde kerk.

Het onderwijs in vroeger jaren

De basis voor ons huidige onderwijs werd gelegd in de periode 1795 – 1814 in de tijd dat de Fransen het hier voor het zeggen hadden. Deze periode geldt als een tijd waarin alle sectoren van politiek en maatschappij werden vernieuwd en gemoderniseerd. Voor de inwoners en bestuurders van Broek op Langedijk moeten al die veranderingen een ware revolutie zijn geweest. De schoolwet van 1806 maakte in ieder geval een einde aan de onderwijstaak van de predikanten, maar deed geen afbreuk aan de ‘christelijke’ waarden.

De Schoolwet van 1806 legde het al in 1795 ingevoerde beginsel van klassikaal onderwijs vast. Doelstelling van het onderwijs werd de opvoeding tot maatschappelijke en christelijke deugden. De wet regelde onder meer de vereisten waaraan onderwijzers dienden te voldoen en ook de schooltijden werden vastgelegd. Tevens werd het toezicht op de scholen geregeld. Er kwam onderscheid tussen openbare en bijzondere scholen en daarmee werd een beginsel ingevoerd dat de Nederlandse politiek meer dan een eeuw zou domineren.

In al zijn primitiviteit was de Schoolwet van 1806 een vernuftig wetgevingsproduct, dat ook internationaal aandacht trok. Vijftig jaar zou de wet standhouden, maar er kwam wel kritiek op. Rechtzinnig-protestanten hekelden het nogal vage – voor de in hun ogen christelijke staat die Nederland was – criterium van de ‘christelijke deugden’. Die kritiek werd vanaf 1830 vooral verwoord door Groen van Prinsterer. Hij wilde feitelijk openbare christelijke scholen.

Het grondwetsartikel werd in 1857 door het kabinet Van der Brugghen uitgewerkt in een nieuwe ‘Schoolwet’. Voorgesteld was ook bijzondere scholen te subsidiëren, maar door amendering werd dat geschrapt. Zo bleef de gemengde openbare (neutrale) school gehandhaafd. Anti-revolutionairen en katholieken gingen na 1857 streven naar subsidie voor bijzondere (christelijke) scholen. Die ‘schoolstrijd’ werd verhevigd, nadat in 1878 onder het liberale bewind een herziening van de Lager-onderwijswet was gerealiseerd. Die wet verscherpte de eisen aan het onderwijs (wat tot meer kosten leidde), maar handhaafde het beginsel dat bijzondere scholen niet werden gesubsidieerd.

De schoolwet van 1857 maakte ruimte voor bijzondere scholen en in 1860 leidde dit in Amsterdam tot de oprichting van de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs. Deze vereniging had tot doel om door subsidie de oprichting van bijzondere christelijke scholen te steunen omdat overheidssubsidie uitbleef.

Ook in Broek wilde men bijzonder onderwijs

Hoewel bovenstaande ontstaansgeschiedenis voor zichzelf spreekt, was dat voor Broek op Langedijk niet vanzelfsprekend.  Het duurde nog tot 1871 voor de Christelijk Afgescheidenen in Broek lieten horen het niet eens te zijn met het onderwijs op de openbare school. De kwestie werd in 1871 in de kerkenraad besproken en die was van oordeel dat de kerk zich met de school moest bemoeien. Er bestond in Broek al een Hulpvereniging van Gereformeerd schoolonderwijs en deze verzond op 26 april 1871 een verzoekschrift aan de kerkenraad, om met haar samen te werken, opdat men zou komen tot een christelijk gereformeerde school. Er kwam echter nogal wat bij kijken voor het oprichten van een school, zeker ook omdat bijzondere scholen niet werden gesubsidieerd. De kerkraad zocht steun bij de classis, de vergadering van een aantal protestants gereformeerde kerken in de regio, zitting hebbend in Alkmaar en bij de provinciale vergadering, maar ook daar kreeg men geen gehoor. Na een herinnering van de Hulpvereniging in december 1871, legde de kerkenraad het verzoek in januari 1872 naast zich neer. De Hulpvereniging liet het er echter niet bij zitten en in augustus kwamen de president A. Slot en de secretaris G. Glas in de kerkenraadsvergadering, om mondeling hun plannen voor de oprichting van een bijzondere school toe te lichten. Er volgde een breedvoerige discussie en men besloot om een openbare vergadering te beleggen om dit zo breed mogelijk onder de aandacht te krijgen van de lidmaten van de kerk. Tevens besloot men om ook dominee Scheffer en J. Slotemaker uit te nodigen om zo te kunnen werken aan een brede samenwerking tussen de verschillende kerken. Of de vergadering er uiteindelijk is geweest, is niet meer terug te halen, maar een opwekkingspreek van dominee Wielinga op 14 januari 1873, om alsnog tot de oprichting van een bijzondere school te komen, heeft geen effect en het blijft uit de gereformeerde hoek de eerste jaren stil. Kan er enige uitleg worden gegeven bij de termen Hervormden, Gereformeerden, Christelijk Gereformeerden, Christelijk Afgescheidenen?  

Anders ging het met de Hervormden, zij kwamen in mei 1873 bij elkaar om te praten over de wens en de mogelijkheid van de oprichting van een bijzondere school. Hoewel ze nog geen plannen hadden en slechts de wens hadden om er eens met elkaar over te praten, kwam men toch tot de conclusie dat ze voor de haalbaarheid van een oprichting ook de christelijk gereformeerden bij het overleg wilden betrekken. De verschillen bleken echter te groot. De Christelijk Afgescheidenen wilden een kerkelijke school, terwijl de Hervormden wilden aansluiten bij de Vereniging van Christelijk Nationaal Schoolonderwijs.

Oprichting lokale vereniging

De voorstanders van Christelijk Nationaal Schoolonderwijs besloten daarop alleen verder te gaan. Er werd een lokale vereniging opgericht, waarvan de leden ƒ 15,- contributie per jaar betaalden. Uit christelijk gereformeerde hoek waren toch ook een aantal mensen die zich bij de vereniging aansloten en ook uit Noord-Scharwoude waren er leden die zich aansloten. Erg groot was de vereniging niet, want bij aanvang waren er slechts 16 leden. Dat is ook eigenlijk niet zo vreemd, omdat ƒ 15,- voor veel inwoners een behoorlijk bedrag was en kwam het erop neer dat de school in eerste instantie alleen bereikbaar bleek voor de gegoeden onder de inwoners. Met alleen het oprichten van een vereniging was de klus nog niet geklaard, want er moest een school en een onderwijzerswoning gebouwd worden. Daarvoor had men zo tussen de 8.000 à 9.000 gulden nodig en dat was voor die tijd een enorme som geld, zelfs voor de gegoeden. Men besloot een lening uit te schrijven van ƒ 4.500,- om daar een huis met erf van te kopen. Het bestuur bestond uit J. Slotemaker, voorzitter; D. Wagenaar, secretaris; J. Wagenaar, penningmeester; dominee Scheffer, vice-voorzitter; en de leden P. Bouwens, P. Berkhouwer en K. Kansen.

Het jaar 1873 liep ten einde zonder dat er ook maar een spade de grond in was gegaan en ook in 1874 kwam er van de oprichting en bouw van de school weinig terecht.

Er werd blijkbaar in 1874 nog wel over de oprichting ervan gesproken en het haalde zelfs op 7 juni 1874 de Heldersche en Nieuwedieper Courant, die meldde;

Dominee van Arkel

Op 28 februari 1875 deed dominee J.D. van Arkel zijn intrede in Broek op Langedijk en hij was de man die de plannen weer los wist te trekken en het bestuur te motiveren om uitvoering aan hun plannen te geven. Ook moeten er in die periode ook weer besprekingen zijn gevoerd met de christelijk gereformeerden, want de Heldersche en Nieuwedieper Courant weet op 7 april 1875 te melden; Men meldt uit Broek op Langedijk:

Wordt vervolgd.

Geef een reactie