De lezers die mijn historische artikelen lezen, zullen inmiddels wel weten dat ik me niet opstel als een historicus die zijn licht laat schijnen en zijn interpretatie geeft over en aan historische voorvallen. Ik geef graag de voorkeur aan het geschreven woord dat op dat moment gangbaar was en daarvoor zijn de krantenartikelen uit de tijd dat zich iets voordeed het meest geschikte materiaal om een beeld van dat moment te schetsen. Aanvullend zoek ik daarbij ook in de gemeentelijke, provinciale en landelijke archieven om ook de bestuurlijke kijk op zaken te tonen. Het is aan de lezers van vandaag om voor zichzelf daaruit een beeld te vormen.
In mijn onderzoek naar de gedragingen van de journalist Fred Groot en de groente-exporteur ‘Barre Jan’ Kloosterboer, verwerkt in mijn boek “Aartsrivalen” stuitte ik op een artikel in de Alkmaarsche Courant van 22 september 1936 met als kop “Jongeman doodelijk getroffen. Kermisvierders uit Broek op Langendijk bedreigden een veldwachter.
Ontevreden over strenge toepassing van het sluitingsuur. EEN NOODLOTTIG SCHOT.
Als geboren en getogen Broeker trok dat mijn aandacht. Vooral ook omdat in het Broek op Langedijk van mijn jeugd het verhaal de ronde deed dat Broek op Langedijk geen kermis meer had, omdat er ooit een dode was gevallen. Dit ‘broodje Aap’-verhaal wordt zelfs vandaag de dag nog wel door Langedijkers vertelt.
Een dode is nimmer verantwoordelijk geweest voor de afschaffing van de kermis te Broek, maar werd ingegeven door de geloofsovertuiging van een meerderheid van de Broeker inwoners.
Op 23 juni 1875 werd het afschaffen van de kermis op voorstel van de Nederduits Hervormde Kerkenraad in behandeling genomen. Na een breedvoerige discussie werd het voorstel in stemming gebracht en de uitslag was; zes stemmen voor de afschaffing en één stem tegen de afschaffing. Sindsdien is er geen kermis meer in Broek op Langedijk geweest.
Over een periode van zo’n vier maanden, nadat het nieuws over de dood van de jongeman in de krant werd gepubliceerd, haalde de kwestie veelvuldig de kranten.
Die krantenverhalen geven een aardig beeld van de toenmalige hiërarchie binnen de gemeente, maar ook van de rechterlijke macht in die tijd.
Ik heb toen als een soort bijvangst deze artikelen uit de regionale pers gedigitaliseerd met het idee daar later in een gedrukte “Schaduwrijk Historisch” aandacht aan te schenken.
Een uitvoerig artikel dat Cor Oudendijk publiceerde in “Van Otterplaat tot Groenveldsweid”, oktober 2004, over Langedijker veldwachters trof ik bij de bronvermelding aan dat Maurits Kool, broer van het slachtoffer, knipsels en verslagen over het drama had verzameld welke hij aan het archief van St. Langedijker Verleden had geschonken en die waren ingeboekt onder Nr. 4B 3.9
Het zou een aardige aanvulling zijn geweest om te lezen wat een bloedverwant zoal had verzameld en ervaren, maar helaas bij navraag waren de stukken niet meer terug te vinden in het archief van Langedijker Verleden. Begin van de zomer dit jaar werd ik door een zoon van Maurits Kool benaderd met de vraag wat ik aan materiaal had, want hij had plannen om het familiedrama te boek te stellen. Na een kennismaking en gesprek heb ik hem zo’n 50 pagina’s aan uitdraai meegegeven om zichzelf een beeld te vormen en met de toezegging dat hij dit ook digitaal van mij kan krijgen.
Omdat ik in de loop der tijd een vrij grote groep van volgers heb gekregen waarvan vrij velen weten waar ik me historisch mee bezig hou, krijg ik ook vaak de vraag wanneer ik over de dood van Marinus Kool ga publiceren. Daar kan ik dan nu vrij duidelijk over zijn.
“Koud van de Zuidscharwouderkermis thuiskomen” zal de komende tijd hier om de twee weken op de site worden gepubliceerd en bij voldoende belangstelling komt er aan het eind van de reeks een gedrukte versie van “Schaduwrijk Historisch” waarin de artikelen gebundeld worden.
De aftrap.
Alvorens met het nieuws van 22 september 1936 te beginnen is het goed om hier een kort beeld te schetsen van de hermandad in ons land en zeker ook in onze gemeenten.
Nederland kende sinds de Franse tijd (1794-1814) gemeenteveldwachters en rijksveldwachters. De eersten hadden alleen bevoegdheden binnen de eigen gemeente, en daarom waren gemeenteveldwachters vaak tevens aangesteld als onbezoldigd rijksveldwachter.
De Nederlandse gemeenten vonden de functie van gemeenteveldwachter niet erg belangrijk. De veldwachter was dan ook nauwelijks een professionele politieman. Hij werd slecht betaald en boezemde waarschijnlijk weinig ontzag in. Vaak moest een veldwachter in zijn doorgaans versleten uniform vragen of hij op kosten van de gemeente na jaren een nieuwe uniformjas mocht kopen.
Gemiddeld verdiende een veldwachter rond 1900 zo’n 250 gulden per jaar, wat laag genoemd kan worden. Verschil qua inkomen was afhankelijk van de neventaken. Was de veldwachter ook bode en opzichter bij openbare werken, dan kreeg hij toeslagen van 25 tot 50 gulden per jaar.
Vanaf de jaren 1930 trad een zekere professionalisering in. Zo had de veldwachter recht op dertig gulden rijwielvergoeding, vijftig gulden diplomatoelage, honderd gulden uniformgeld, vrije woning en medische behandeling.
De nieuwe veldwachter stond ook niet meer overal alleen voor. Bij bijzondere gelegenheden waarbij meer mankracht nodig was om de orde te handhaven, bijvoorbeeld de kermis, stonden rijksveldwachters van het district of leden van de Koninklijke Marechaussee hem bij. De veldwachter werd vanaf de jaren dertig ook ingezet als armbezoeker/controleur.
De dorpsveldwachters van Langedijk.
Om het beeld zo volledig mogelijk te maken, laat ik u in het kort kennismaken met de gemeenteveldwachters en de rijksveldwachters die in deze kwestie een rol hebben gespeeld.
De dorpsveldwachters in Langedijk waren in 1936 voor Zuid-Scharwoude Frederik Hermanus Prins een markante agent en later ook gemeentebode. In 1918 kwam hij als veldwachter in dienst bij de gemeente Zuid-Scharwoude en op 14 februari 1958 zwaaide hij af als gemeentebode op het gemeentehuis van Noord-Scharwoude.
S.P. Rood was de rijksveldwachter van Oudkarspel. Van deze rijksveldwachter is weinig meer bekend dan wat er over zijn rol als getuige zoals in de kranten en het proces-verbaal beschreven.
In Broek op Langedijk was Roelof Nieuwenhuis de gemeente veldwachter van Broek op Langedijk. In juni 1936 kreeg Nieuwenhuis ondersteuning van Reinier Cornelis van den Bosch, deze was brigadier van de rijksveldwacht. Of deze aanstelling bedoeld was om het moreel van de gemeenteveldwachters op te vijzelen is niet bekend, maar de gemeenteveldwachters namen het als het sluitingstijden van de café’s betrof niet zo nauw.
Rond sluitingstijd lieten zij zich nogal eens zien in de café’s en werd de sluitingstijd vaak opgerekt door de veldwachters een borrel te schenken.
Wordt eens in de twee weken vervolgd.
Bronnen en illustraties; Regionaal Archief Alkmaar, Nieuwe Langedijker Courant, Alkmaarsche Courant, Schager Courant, St. Langedijker Verleden en eigen collectie.
Reacties en aanvullingen; kunt u mailen naar schaduwrijklangedijk@gmail.com of via de reactiemodus op deze website.