
Het Stationskwartier is de nieuwe naam voor het stationsgebied van Dijk en Waard, aldus het College van Burgemeester en Wethouders en het heeft alles in zich om door te groeien naar een goed bereikbaar en aantrekkelijk stedelijk (OV-)knooppunt, waar belangrijke functies en voorzieningen samenkomen. Het had niet veel gescheeld of Dijk en Waard zou nu geen spoorverbinding hebben gehad als er 167 jaar geleden vooral vanuit Schagen niet een lobby zou zijn geweest om het Nieuwediep/Helder* een spoorwegverbinding te geven met Alkmaar, Castricum, de Zaanstreek tot Amsterdam. In deze serie wil ik u laten zien hoe volgens de kranten uit die tijd die spoorverbinding tot stand is gekomen. De geciteerde krantenartikelen zijn in de oorspronkelijk vorm overgenomen.
Er komt schot in de spoorlijn.
Op 14 december 1861 meldt de Schager Courant het nieuws dat op 10 november al in de Alkmaarse Courant was te lezen, maar met veel minder woorden. Wel valt eruit op te maken dat de ingenieurs na het besluit spoed maken met het uitzetten van de spoorlijn;
Het verheugt ons te kunnen mededeelen dat de begrooting voor de staats spoorwegen, – van wier aanneming het traceren van de lijn over Schagen, door den Minister afhankelijk was gesteld, – door de tweede kamer der Staten Generaal is aangenomen: terwijl een amendement van den Heer van Bosse, om de lijn langs de Westzijde van het kanaal te trekken, is verworpen. – Zoodat wij nu, met grond, eerdaags niet alleen de beslissing van den Minister, maar de onteigening der benoodigde gronden, te gemoet zien. Gisteren zagen wij dan ook met genoegen den ingenieur van Prehn met twee aspiranten alhier arriveren, om het terrein van het station op te nemen.
Eerste stoomlocomotief in Nieuwediep.
De eerste stoomlocomotief in Nieuwediep kwam per boot aan en werd gebruikt om zand en bouwmaterialen te vervoeren welke nodig waren voor de aanleg van het spoortalud en de voor het spoor te bouwen bruggen en gebouwen.
De Schager Courant van 26 december 1861, pag. 2, meld dit goede nieuws als volgt;
Nieuwediep, 21 Dec. Onder de leiding van de heeren ingenieurs J.W. en K. de Wit, stoomde heden de eerste locomotief langs het hulpspoor tot het graven van het bassin van den staatsspoorweg van hier op Amsterdam; zij heeft tien waggons geladen met zand, tegen de helling opgetrokken en zeer goed voldaan.
Half februari 1862 blijken de gronden voor de spoorweg tot het Oude Niedorper Verlaat al te zijn onteigend en men verwacht dan dat de aanbesteding voor de grondwerken en de bruggen over het Noordhollandskanaal zo tegen 8 maart zullen worden aanbesteed.
Op 20 augustus 1862 plaatst de Schager Courant een uitreksel uit het vierde verslag van de Commissie voor de Staats-Spoorwegen over de eerste helft van 1862;
“Voor het gedeelte des wegs van de gemeente Helder tot Niedorper-Verlaat zijn nagenoeg alle acten gesloten, en zullen, volgens de ontvangen berigten, weldra, zoo als reeds ten deele heeft plaats gehad, ter goedkeuring worden ingezonden; zodat ook te Nieuwediep de onderhandelingen met de eigenaren zeer gunstige uitkomsten hebben opgeleverd en, met enkele uitzonderingen, de gronden in minnelijke schikking zullen worden verkregen.” Verder vermeld het verslag den bouw van een loots, ten dienste der werkzaamheden, welks daarstelling door den heer D. Tool van Wognum, voor een som van ƒ 1185 is aangenomen; alsmede dat een getal van 49-385 haakhouten voor dezen weg zijn geleverd. Het inkeepen of vlakken en creosoteren van 25.000 beuken en 25.000 greenen dwarsliggers op de stapelplaats te Nieuwediep werd aangenomen door den heer A. Snaterse, te Amsterdam, voor de som van ƒ 33.525; terwijl tengevolge van de aanbesteding, in November 1861 gehouden, te Nieuwediep 5823 beuken en 3053 greenen dwarsliggers werden aangevoerd en goedgekeurd. Bij het maken der plannen voor den bouw van spoorweg-stations, heeft de commissie voorgesteld, die in 5 klassen te verdeelen, waarvan de 4de klasse voor tusschen-stations en de 5de klasse voor de halten is bestemd. Het spoorweg-station, dat te Nieuwediep verrijzen zal, zal tot de 3de klasse, die te Anna Paulowna Polder en Schagen tot de 5de klasse behoren. Deze voorstellen, benevens de typen van stations-gebouwen, hebben de goedkeuring des ministers verworven. Verder maakt het verslag melding van het plaatsen van het station te Nieuwediep aan den Vijfsprong, dat te Schagen onmiddellijk aan den weg door dat dorp en te Anna Paulowna Polder aan den Molenweg. Bewoners van Oudesluis en Wieringerwaard hebben echter hunne bezwaren, tegen de plaatsing van laatst-genoemd station, in het midden gebragt en verzocht, dat Oude Sluis daartoe de voorkeur mogt hebben. Een locaal onderzoek heeft echter doen zien, dat, zoowel met het oog op de bevolking, die door deze halte wordt gebaat, als op de middelen van de gemeenschap met die halte en op den afstand tot het station Helder en Schagen, de voorgestelde plaatsing verre de voorkeur toekomt.
Vervolgens wordt vermeld: dat de voorbereiding voor den bouw der bruggen over het N.H. kanaal te Koegras en nabij Alkmaar heeft plaats gehad en dat de commissie is voorgesteld, daar beide bruggen dezelfde afmeting bekomen en op dezelfde wijze ingerigt zullen worden, de beide werken in een bestek te vereenigen. Verder lezen wij: De ontwerpen voor de stations-emplacementen te Helder, Schagen en AnnaPaulowna Polder zijn gereed. De werkzaamheden aan de grondwerken voor den spoorweg binnen de stelling van den Helder, zijn met kracht voortgezet. Nabij den mond der haven is de ontgraving, die tot een diepte van 7,00 el – A.P. moet gebracht worden, tot 5,00 + A.P. gevorderd. Met den uitkomenden grond is het stations-terrein, over eene aanzienlijke oppervlakte opgehoogd, zijnde reeds 160,000 kub el grond verwerkt.
Van de kunstwerken voor den spoorweg binnen de stelling Helder zijn de afwateringsbuizen gelegd, de gemetselde duiker voltooid, twee profil muren, benevens den onderbouw van een vaste brug en van eene kraanbrug met vaste gedeelten grootendeels afgewerkt, terwijl de ijzeren bovenbouw gereed, beproefd en gekeurd is.
Eindelijk wordt in het verslag gesproken van eene verwikkeling, ontstaan met het gemeente-bestuur van den Helder, ten aanzien van de doorgraving ven eenen weg, die op de kadastrale grondplans was aangeduid ten name van het domein, doch gebleken is gemeente-eigendom te zijn. Daar het gemeente-bestuur, tot afstand van het gedeelte van dien weg, voor den spoorweg benoodigd, voorwaarden heeft gesteld, in verband met de voorgenomen overbruggging van den mond van het Heldersche kanaal, waarin niet kon worden getreden, heeft dit, vanwege de Commissie, nadere voorstellen ten gevolge gehad, waaromtrent zij de beschikking des ministers te gemoet zien.
Ten slotte behels het verslag mededeelingen omtrent het gedeelte Niedorper-Verlaat-Alkmaar, waarin voorkomt, dat de commissie het station te Alkmaar, ten noordwesten van de stad, tusschen Texelsche en Boompoorten, voorstelt te plaatsen. Omtrent de rigting van den weg ten zuiden van Alkmaar, is nog niets bepaald voorgenomen, terwijl de commissie de verzekering geeft, dat in ieder geval, hetzij de spoorweg over de Zaanstreek, ofwel over Haarlem loopen zal, dat, in ieder geval, de rigting over Castricum genomen moet worden.
Nog ontleenen wij, uit het ten Raadhuize alhier, voorhanden bestek wegens het maken van de aardenbaan, de kunst- en verdere werken voor den spoorweg tusschen Nieuwediep en Niedorper-Verlaat, waarvan de aanwijzing heden- en de besteding den 26 dezer maand zal plaats hebben, het volgende: Het daarstellen van de draaibruggen over het Kanaal, geschiedt zonder afdamming – de eerste brug wordt gelegen nabij het tolhuis in het Koegras, de tweede nabij de opzigters woning benoorden Alkmaar.
De oplevering van het werk zal plaats hebben als volgt:
1e. De geheele aardenbaan in den ruwe, binnen één jaar nà de goedkeuring van het proces-verbaal van aanbesteding.
2e. De duikers, landhoofden, profilmuren, enz., op 1 November 1862.
3e. De kunstwerken geheel voltooid – de spoorbaan met locomotieven en treinen kunnen bereden worden en alle gebouwen onder dak en beglaasd, op 1 November 1864.
4e. De geheele onderbouw der draaibruggen over het kanaal, op 15 November 1864.
5e. De ballast voltooid en het geheele werk volledig, vóór of op 1 Mei 1865.
Aanbestedingen.
Tussen eind augustus en eind december 1862 worden volgens de kranten veel zaken voor de aanleg van het spoor aanbesteed. De Alkmaarse Courant volgt die zaken als één van de weinige regionale kranten;
Alkmaarse Courant van 14 september 1862, pag. 3;
Den 18 Sept. zal herbesteed worden het bouwen der penanten, landhoofden, steunpijlers en beveiligingswerken voor 2 bruggen over het N.H. Kanaal, alsmede van eene dubbele brugwachterswoning, alles ten dienste van den spoorweg, zijnde de minste inschrijving boven de begrooting gebleven.
Alkmaarse Courant van 21 september 1862, pag. 3;
Bij de herbesteding der werkzaamheden aan de 2 spoorwegbruggen over het N.H. Kanaal, enz., is den 18 de minste inschrijver geweest C. Boef te Rotterdam, à ƒ 204.475.
Alkmaarse Courant van 14 december 1862, pag. 3;
De commissie voor de Staatsspoorwegen heeft ten zelfden dage te ’s Graven Hage besteed: den bovenbouw van 2 bruggen over het N.H. Kanaal aan Van Galen te Kampen, voor ƒ 95990; het maken van bergplaatsen, gebouwen en afrasteringen voor het station te Nieuwe Diep en der halten te Anna Paulowna polder en Schagen aan C. Boef te Rotterdam, voor ƒ 146.000.
Standaardisatie niet altijd kostenbesparend.
Zo’n provinciaal spoorlijntje dat brengt organisatorisch voor aanwonenden en aanliggende gemeenten heel wat teweeg, maar we moeten niet vergeten dat de Nederlandse Staat tussen 1860 en 1873 werkte aan de aanleg van 800 kilometer spoor en daar kwam veel bij kijken. Voor de overbrugging van de grote rivieren moesten de ingenieurs van Waterstaat alles uit de kast halen om die grote projecten te realiseren. Zo had de brug over de Lek bij Culemborg een vrije overspanning van 154 meter en daarmee werd een internationaal record gevestigd. En wat te denken van de spoorbrug over het Hollands Diep bij Moerdijk. Met een constructie van bijna 2300 meter was dat de langste van Europa. Het aanleggen van de dijklichamen waar de rails op kwamen te liggen op de drassige Nederlandse bodem bracht met zich mee dat er op grote schaal grondverbetering moest worden toegepast om een stabiele ondergrond te krijgen en te behouden.
Voor de halteplaatsen van het spoor, voor het spoorpersoneel, zoals seinwachters, brugwachters, spoorwegovergangwachters moesten gebouwen worden neergezet en daarbij werd gekozen voor standaardisatie van de benodigde bouwwerken. Van de ontwerpen die van de tekentafel kwamen daar droop de architectonische bezieling niet echt vanaf, omdat zij blijkbaar werd gedreven door Hollandse zuinigheid. Een lid van de Tweede Kamer uitte in de vergadering van 1864 de wens ‘meer verscheidenheid in de vorm der stationsgebouwen te brengen. Thans worden zij alle naar eenzelfde type gebouw, welke niet bijzonder fraai is’. Het is Waterstaat wat er staat!
De standaardstations.
Tot 1873 werden langs de aangelegde spoorbanen door de Staat der Nederlanden de stationsgebouwen volgens een standaardmodel gebouwd. De meeste van die lijnen en ook de gebouwen werden geëxploiteerd door de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS), alleen de lijn Nieuwediep – Amsterdam kwam bij de HIJSM in exploitatie. Doel van de standaardisatie was niet alleen het verhogen van het bouwtempo, maar ook het goedkoper kunnen bouwen.
De indeling van de stationsgebouwen bestond uit vijf klassen en was gerelateerd aan het aantal inwoners van de plaats waar het station werd gebouwd. Type SS ‘eerste klasse’ werd gebouwd in de grootste plaatsen en type SS ‘vijfde klasse’ werd gebouwd in kleinste halte plaatsen.
Op de lijn Nieuwediep – Amsterdam (lijn K) kregen Alkmaar (1864) en Nieuwediep (1862) stations in de van het type SS ‘derde klasse’.
Het type SS ‘vijfde klasse’ was bestemd voor Anna Paulowna (1862), Schagen (1862), Noord-Scharwoude (1862), Heerhugowaard (1862) en Castricum (1866).
Met de spoorlijn door de Zaanstreek kregen de tussenliggende stations wat modernere stationsgebouwen. Zo kregen Krommenie-Assendelft (1867), Wormerveer (1867), Zaandijk (1867) en Zaandam (1867) allen een “vernieuwde versie SS derde klasse”.
De gemeente Schagen was niet erg gecharmeerd van het feit dat zij de kleinste klasse stationsgebouw kregen toebedeeld en daar hadden ze zeker een punt mee. Schagen was meer dan een plaats met een x-tal inwoners, Schagen had een hele regionale functie met zijn wekelijkse en jaarmarkten. De gemeenteraad van Schagen tekende onmiddellijk bezwaar aan. ‘Schagen, de hoofdplaats van de regio, is het centraal punt van het noordelijkste gedeelte van de provincie. Het is een handelsplaats en het verkeer is er oneindig veel drukker dan op enig dorp ten noorden van Alkmaar. De wekelijkse markten van Schagen worden druk bezocht en de jaarmarkten die er worden gehouden zijn hoogst belangrijk’, schreef de gemeente aan de bezwaarcommissie van de Gedeputeerde Staten. Ruw vertaald: zo’n station vijfde klasse is leuk voor boerengaten als Anna Paulowna en Noord-Scharwoude, maar niet voor een stad als Schagen.
De gemeente kreeg de steun van GS en de Schagenaren vertrouwden erop dat de minister zou terugkomen van zijn besluit Schagen zo’n pietepeuterig station te geven. Toen ze in mei 1863 vernamen dat het Rijk de aannemer had opgedragen nog even te wachten met het aanschaffen van bouwmaterialen, hadden ze het gevoel dat het in kannen en kruiken was. Maar helaas voor hen: Schagen kreeg gewoon een station vijfde klasse.
Desondanks was de stad er blij mee. Zoals eerder gemeld waren de feesten bij de eerstesteenlegging en de opening van de lijn gigantisch, want de Schagenaars beseften goed dat een station vijfde klasse oneindig veel beter was dan helemaal geen station. Maar toen het eenmaal in gebruik was, was het gemopper niet van de lucht. De Schagenaars hadden gewoon gelijk gehad toen ze een groter station vroegen; het wás gewoon veel te krap.

Een stationsgebouw vijfde klasse stelde niet veel voor. Het was met zijn hoge puntgevel, korte zijvleugels en subtiele versieringen geen onaangenaam gebouw, maar het was veel te krap. De verdieping deed volledig dienst als woonhuis voor de stationschef. Op de begane grond was een bureauruimte en een klein magazijn en één wachtkamer ter grootte van een huiskamer. Meer niet.
Wordt vervolgd.