Stukjes verhalende theatergeschiedenis 1974 – 1998. Deel 6.

Rekwisieten. (1) 

Iets over de hiërarchie binnen de theatertechniek. 

Als je als aankomend inspicient begon dan was je in de jaren zeventig van de vorige eeuw meestal verantwoordelijk voor de rekwisieten. De tweede inspiciënt was tijdens de opbouw verantwoordelijk voor geluid en/of licht en de eerste inspicient was verantwoordelijk voor het stellen van het licht en het maken van de lichtstanden. Tijdens de voorstelling was de eerste inspiciënt verantwoordelijk voor het doorgeven van de standen en het aansturen van het theaterpersoneel bij de changementen. Vaak werd dat ook gedelegeerd aan de verantwoordelijke tweede geluids- en lichtinspiciënt en hield de eerste inspiciënt, als verantwoordelijk chef, vanuit de artiestenfoyer het algemeen toezicht. Bij Globe bestond er over het algemeen een heel bourgondische sfeer. Van het séjour (1) dat we per voorstellingsdag kregen, werd goed gegeten en gedronken en een aantal van ons, waartoe ik ook behoorde, hield geen geld aan het séjour over. 

Het kwam ook wel voor dat we tijdens het eten wel eens iets meer hadden gedronken dan nodig was om een voorstelling te draaien. Niet dat er dingen fout gingen tijdens een voorstelling, maar sec bekeken was het soms wel over de grens. Dat was overigens niet alleen bij de techniek het geval. Ook acteurs gingen voor de voorstelling wel eens uitgebreid uit eten met als gevolg dat er soms tekstueel tijdens de voorstelling wel eens gaten vielen of er uit meligheid werd geschmierd. Het gevaarlijkst waren de voorstellingen in Zeeland wanneer iedereen zich tegoed ging doen aan het onbeperkt mosselen eten. 

Van der Valk heeft ooit eens gezegd over zijn hotel/restaurants; “Ze eten me arm, maar drinken me rijk!” nu, dat gebeurde in Zeeland dus ook tijdens het mosselen eten. De voorstellingen die na het mosselen eten werd gespeeld leek vaak in de verste verte niet op de voorstelling die tijdens de première was gespeeld.

Als er echter op het toneel werd gedronken dan bestond de drank uit imitaties. 

Bij “Stilte aan de andere kant van de heg” werd er tijdens de voorstelling op het toneel behoorlijk wat gedronken door de acteurs. De rekwisiteur had een flink aantal kisten met rekwisieten na de voorstelling voor de reis te vullen, want bij iedere drank die er op het toneel stond hoorde een bijpassend glas, om over de flessen maar niet te spreken. 

Zo was er Campari, Johnny Walker-whisky, Jus d’Orange en nog een behoorlijk aantal andere dranken. De Camparifles werd gevuld met cassis en in eerste instantie werden de whiskyflessen gevuld met thee, maar omdat dat tijdens de repetities al erg verveelde bij de acteurs werd ervoor gekozen om ze te vullen met suikervrije Rivella. Die flessen werden in principe voor iedere voorstelling geleegd, gespoeld en afgewassen en met verse spullen gevuld. Tijdens de generale week kwamen we erachter dat van de vier whiskyflessen er eigenlijk maar uit één werd gedronken en al snel besloten we om alleen die fles te vullen met verse Rivella. 

Dat bespaarde op de inkoop en dat leverde ons per week reizen toch snel voldoende geldbesparing op om voor ons zelf op reis iedere week een fles jenever aan te schaffen waarbij de slijter werd gevraagd om het als “diverse frisdrank” te willen omschrijven. 

Wij dronken in die tijd bijna allemaal wel een sjuutje met jenever. 

Niet wetende dat Rivella een melkproduct was dat zuur kon worden, ging het de eerste weken dat we op reis waren eigenlijk met het drinken daarvan op het toneel door de acteurs altijd zonder problemen. Tot we op een avond Ton Lutz en Willem Nijholt met elkaar het glas zagen heffen en ze ter plekke als standbeelden zagen verstijven. Ze hadden die avond een fles opengedraaid die al zeker twee weken niet was ververst. We hadden de heren na afloop het een en ander uit te leggen. 

Met onze uitleg kwamen we echter goed weg en we spraken toen af dat we drie flessen zo zouden merken dat ze altijd de fles met de verse Rivella zouden pakken, want ze begrepen onze kostenbesparende zuinigheid heel goed. 

Op de Stadhouderskade, waar het kantoor van Globe stond, had men zich in de loop van de tijd wel afgevraagd hoe het toch kwam dat de rekwisietdeclaraties zo hoog waren. Omdat Ron Weerden op een bepaald moment vanwege rugklachten niet kon werken en we een voorstelling moesten bouwen in ‘De Kolk’ te Assen hadden we een extra handje nodig bij het laden en lossen en de opbouw. In de oude ‘Kolk’ moest je met je decor eerst onder het toneel door en dan via de orkestbak op het toneel zetten. Dat was met die Volkswagen een hele klus. 

Een medewerker van kantoor moest die dag als vrijwilliger met ons mee en Dick Heinz gaf me de opdracht om die knaap de rekwisieten te laten doen met speciale aandacht voor de vier whiskyflessen. Ik had de rekwisietenkisten al in een kleedkamer laten zetten en vooraf de gemerkte flessen ontdaan van hun merken. Drie van de vier flessen waren toen inmiddels al zeker zo’n acht weken niet open geweest. Toen onze vrijwilliger van kantoor dus begon met het leeggieten van die flessen kwam daar uit die flessen een enorme stank. Hij sprak daar zijn grote verbazing over uit en toen ik hem vertelde dat ik die flessen drie dagen eerder nog had ververst, gaf hij aan dat hij nu wel begreep dat wij zulke hoge declaraties hadden. Hij heeft die dag alle flessen ververst, ook flessen die alleen maar deels gevuld voor het toneelbeeld in de voorstelling stonden. 

Wij hebben tot het eind van “Stilte aan de andere kant van de heg” nog redelijk wat flessen jenever kunnen declareren. 

Iedere voorstelling van “Stilte aan de andere kant van de heg” werden ook drie A5-schriftjes op het toneel verscheurd door Willem Nijholt. Die schriftjes stelden gedichtenbundeltjes voor en de drie etiketten moesten iedere voorstelling voorzien zijn van titels. Ik schreef iedere voorstelling twee rijmzinnetjes op in de stijl van “ik kan rijmen en dichten, zonder mijn hemd op te lichten”. 

Ik maakte die rijmpjes nooit hetzelfde en ze sloegen veelal op de actualiteit van de dag of de plaats waar we die dag waren. 

Nu had Ton Lutz als regisseur van “Suiker” bij de laatste voorstelling daarvan voor ieder van de techniek een fles jenever mee als dank voor bewezen diensten, echter niet voor mij. Omdat ik een dag na de voorstelling was begonnen, stond ik niet in het programmaboekje vermeld en Lutz had zich bij de aankoop van de jenever laten leiden door het aantal technici van het programmaboekje te tellen. Het was echter geen punt, want spelend in “Stilte aan de andere kant van de heg” zou hij mij tijdens die tournee alsnog een fles jenever geven. 

Bij die belofte werd er al gezegd; “Kan je rekenen? Nu reken er maar niet op!” 

Omdat ik wist dat Willem Nijholt heel erg gecharmeerd was van mijn rijmelarij en hij die titels met Ton Lutz voor de voorstelling deelde, gingen die rijmpjes van mij ook steeds vaker over beloftes die niet werden nagekomen. De allerlaatste dichtbundel die ik van een titel voorzag en tevens het laatste rijmpje dat Willem aan Lutz voorlas was; “De techniek dankt de gulle gever, maar waar blijft Mart zijn fles jenever”. 

  1. Séjour was een dagkostenvergoeding voor koffie-, theegeld, voor lunch en diner. Bij het toneel werd de séjourregeling gehanteerd die gold voor hogere ambtenaren. 

Geef een reactie