Elk jaar herdenken we in Nederland op 4 mei de doden en vieren we op 5 mei de bevrijding. Waar we eigenlijk nooit bij stilstaan dat is bij het feit dat oorlogen voor een groot aantal mensen een bijzonder lucratief iets is geweest. Aan oorlogen werd en wordt tot op de dag van vandaag enorm veel geld verdiend en dan heb ik het nog niet eens over de wapenindustrie die bij elke brandhaard in de wereld bereid is een briketje op het vuur te gooien. Op dit moment wordt Europa overspoeld door vluchtelingen en deze blijken voor veel ‘ondernemers’ zeer winstgevend te zijn. Al denken we alleen maar aan de mensensmokkelaars die deze mensen voor veel geld in belabberde bootjes de zee opsturen.
Hier in Nederland zijn in de eerste en de tweede wereldoorlog behoorlijk wat families er financieel warmpjes bij komen te zitten. Met familieleden die tot op de dag van vandaag daardoor zeer representatief aanwezig zijn bij eerdergenoemde herdenkingen. Familieleden die door hun financiële positie zich een prominente plaats in de kerkbanken hebben weten toe te eigenen. Vaak ook familieleden die het hardst roepen om transparantie en de mond vol hebben over anderen die in hun ogen niet integer zouden zijn.
Mijn allereerste kennismaking met dat soort families betrof de familie Van Doorne, met name Hub en broer Wim. Op 24 augustus 1975 lekten de geheime direktie-notulen van hun DAF-automobielfabrieken uit waarin stond dat zij van plan waren om 1000 man op straat te zetten. Het toneelgezelschap SATER waar ik toen deel van uitmaakte heeft op basis daarvan toen het toneelstuk “Opkomst en neergang van een Hollands familiebedrijf” gemaakt. Eind jaren 30 van de vorige eeuw was 90% van de productie van het bedrijf gebaseerd op de bouw van militairmaterieel en het was dan ook niet vreemd dat de gebroeders Van Doorne tijdens de tweede wereldoorlog die productie niet alleen in stand hielden maar ook t.b.v. de Duitsers opvoerden.
- Er zijn orders aangenomen van de Deutsche Luftwaffe.
- Door de gebroeders van Doorne zijn bezoeken afgelegd aan de Rüstungsinspektion en aan andere Duitse legerinstantie, waaronder het Reichs Luftfahrt Ministerium.
- Er is onderhandeld over een order voor de ombouw met “trado-constructie” van 4000 rupsvoertuigen. In Rudolfstadt werden de eerste exemplaren door het Duitse leger uitgetest.
- Op 1 december 1942 beloopt de order-portefeuille voor de Luftwaffe, Kriegsmarine en Organisation Todt ƒ 7.372.474,-
(gegevens ontleend aan een brief van prof. Nagel aan de directie-secretaris van DAF, de heer van Ekelen, gepubliceerd in het Vrije Volk van 1 december 1962)
Er waren meer zakkenvullers.
De scheepsbouw (Wilton Feyenoord o.a.) de vliegtuigindustrie (Fokker), de industrie voor fijn-mechanische en optische artikelen en een groot deel van de metaalindustrie werken uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor de Duitsers. In de eerste jaren van de bezetting worden in Nederland verhoudingsgewijs meer Duitse legerorders uitgevoerd dan in enig ander door de Duitsers bezet land.
Philips heeft een groot deel van de produktie van radiotoestellen en scheerapparaten overgeplaatst naar concentratiekamp Vught en kan daar met alle medewerking van de Duitsers gebruik maken van goedkope arbeidskrachten. (*1.)
Ten tijde van de eerste wereldoorlog bleef Nederland neutraal. Ook deze oorlog was voor de Nederlandse handel heel lucratief. Ondernemend Nederland werd weinig of niets in de weg gelegd door de regering. Ook niet als deze politiek, die de ondernemers de vrije hand laat, fatale gevolgen krijgt voor de levensmiddelenvoorziening in ons land. Er blijft te weinig voedsel in het landen de prijzen gaan schrikbarend omhoog. De bevolking in de grote steden lijdt gebrek. Pas als de toestand ondraaglijk wordt gaat de regering over tot het nemen van maatregelen. Er wordt een distributiesysteem met bonkaarten ingevoerd. Maar dit systeem voldoet nauwelijks. Omdat de export van levensmiddelen door de distributieregeling nauwelijks aan banden wordt gelegd. Want ondanks dat het voedsel op de bon komt, hebben toch veel mensen te weinig.
In veel steden komt het tot rumoer.
In de Czaar Peterstraat in Amsterdam komen de vrouwen in opstand.
“’s Morgens om halfacht hebben enkele honderden vrouwen een aanval gedaan op loods M waarin een zeer grote voorraad aardappels ligt opgeslagen, bestemd voor de uitvoer. Hier werd met de politie – er waren toen nog geen militairen – een verwoede strijd gevoerd. Toen de politie de zaak onder controle leek te hebben, kwam uit verschillende straten op Kattenburg een menigte van zeker wel een paar duizend mensen opzetten. Na enige tijd kwamen de militairen. De toegang tot de Handelskade werden afgezet. Beide partijen waren nu door de spoorweg van elkaar gescheiden.
Het zal omstreeks negen uur zijn geweest dat de politie, ondersteund door militairen enige charges op de menigte uitvoerden. Dit werd met een bombardement van stenen beantwoord. De kapitein liet een vuurpeloton aantreden. Steeds drong de menigte weer op. Er werden opnieuw stenen gegooid. Toen rukte de infanterie aan. Met luide stem riep de officier de mensen toe: “Mensen ga naar huis, er wordt met scherp geschoten!” De mensen bleven. Als laatste waarschuwing werd een geweersalvo in de lucht gelost, maar ook dat had geen uitwerking. Toen werd er gevuurd, recht op de menigte in”, aldus een ooggetuige die we voor het maken van de toneelproductie “De juf van de Czaar Peterstraat” van toneelgroep Sater in een bejaardencentrum te Beverwijk in november 1976 interviewden.(*2.)
Het wel en wee van een aardappelhandelaar uit Sint Pancras viel mij kortgeleden in handen toen ik mijn krantenarchief aan het digitaliseren was. Ooit van iemand kranten toegespeeld gekregen van vlak na de tweede wereldoorlog. Mij trof in het bijzondere de naam van deze handelaar: “Barre Jan” Kloosterboer. Ik zelf maakte in de periode 2006-2010 van direct nabij “Barre An” Kloosterboer mee. Alleen al de achterbakse wijze van handelen van de laatste bij het afzetten van haar toenmalige fractievoorzitter, Mike van Cronenburg, maakte mij nieuwsgierig naar deze Kloosterboer. Ik heb me niet verdiept in het DNA, maar uit wat de kranten melden in die tijd komt het mij allemaal niet onbekend voor.
Het eerste artikel dat ik las, was uit de Alkmaarsche Courant van 24 april 1947.
Daarin staat het volgende te lezen:
- De NSB-er Jan Kloosterboer uit St. Pancras, die reeds voor het uitbreken van den oorlog voor de Duitschers werkte, in Mei 1945 werd gearresteerd, doch uit de gevangenis in Scheveningen ontsnapte en op het nippertje nog in Oostende kon worden gepakt, blijkt over wel zeer goede relaties te hebben beschikt. Want de president van Argentinië zelf, Juan Péron, had alles in het werk gesteld om hem naar Zuid-Amerika te halen. “Barre Jan” – zoo wordt hij in de kop van Noord-Holland genoemd – heeft heel wat op zijn kerfstok.
- In ieder geval staat vast, dat de Nederlandsche justitie in het voorjaar van 1940 voldoende aanwijzingen had om Kloosterboer te arresteren. Zijn zaak is echter nooit voorgekomen, want toen de Duitschers ons land overweldigden werd Kloosterboer terstond op vrije voeten gesteld. Sedertdien heeft hij de bezetter ijverig verder geholpen en als leverancier voor de Wehrmacht – hij was groothandelaar in aardappelen – verdiende hij aan den vijand een slordig half millioen.
- Het is de fiscale dienst van de Alkmaarsche PRA (na de oorlog waren er overal in het land rechercheurs van de Binnenlandse Strijdkrachten opzoek naar mensen die in de oorlog fout waren. De afkorting PRA staat voor Politieke Recherche Afdeling ) geweest, die zich in het bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt in deze zaak. Het onderzoek leidde o.m. naar het kantoor van den advocaat van “Barre Jan”, die aanvankelijk geen inlichtingen wenschte te geven en zich meer speciaal tegen huiszoeking verzette. Uiteraard wordt het onderzoek, dat nog zal moeten uitwijzen, wie Kloosterboer bij zijn ontsnappingspoging behulpzaam zijn geweest, krachtig voortgezet.
In een uitgave van “De Vrije Alkmaarder” van 20 april 1947 wordt duidelijker wat voor persoon Jan Kloosterboer nu was:
De NSB-er Jan Kloosterboer had verre en machtige relaties, maar werd letterlijk op de valreep van zijn vlucht gearresteerd.
Het is een gladde vogel, die “Barre Jan” uit Sint Pancras. Zo glad, dat zij, die zijn persoon en daden van meer nabij gadesloegen, meer verwonderd zijn over ’t feit, dat hij weer gearresteerd is, dan over de fantastische wijze, waarop hij naar Argentinië trachtte te ontkomen. Zo glad is Jan Kloosterboer, dat zij die hem kennen, zich thans reeds bezig houden met de vraag, wanneer en hoe hij wederom de dans al ontspringen . . . . ..
Weerzinwekkende en fantastische figuur.
Wie zich verdiept in het leven van “Barre Jan” gevoelt ergernis, afschuw en – bewondering.
Voor de oorlog geraakte Kloosterboer als pootaardappelexpediteur naar Zuid-Amerika reeds in een paar processen wegens oplichting verwikkeld. Hij exporteerde ondeugdelijk goed en promoveerde met de hulp van een paar nulletjes van tijd tot tijd op de exportformulieren een zending van 10 kg. Tot één van 1000 . . . .
De oorlog kwam. Van september 1939 tot februari 1940 hield “Barre Jan” zich onledig met het doen torpederen van geallieerde schepen. Men twijfelt er bijna niet aan, of de ramp van de “Simon Bolivar” op zijn rekening gezet kan worden.
Bemanning Simon Bolivar.
Na de Meidagen van 1940 lieten de Duitsers hun vriendje onmiddellijk vrij en er brak een gouden tijd aan voor “Barre Jan”. Hij verdiende schatten met zwart handelen, om nauwkeuriger te zijn: vijf ton! Maar werd in een diamanten-smokkelaffaire door de Duitsers gearresteerd en na drie maanden weer vrijgelaten.
In de meidagen van 1945 werd hij gegrepen door de Nederlanders, kwam terecht in Scheveningenen zag kans hier te ontvluchten, juist op het moment, dat men zijn zaak 11 januari 1946 panklaar had . . . .
Het werd allengs stil rondom Jan Kloosterboer. Maar plotseling verrijst zijn figuur weer op in een feller en fantastischer licht dan ooit. Jan Kloosterboer, de collaborateur, oplichter, deviezensmokkelaar, zwarthandelaar in goud en diamanten, spion en verrader, is gearresteerd in België, toen hij op het punt stond met een zelf uitgerust en bemande mijnenveger koers te zetten naar het Argentinië van Péron.
Hoe zit het met de “Simon Bolivar?”
Hoe zit het nu met de “Simon Bolivar”? Er kwam indertijd een uitspraak van de Raad van Scheepvaart die luidde: de “Simon Bolivar” liep op 18 november 1939 bij Duins op een mijn. Is daarmee Kloosterboer van schuld vrijgepleit? Als wij het wel hebben, kwam de uitspraak van de Raad van Scheepvaart in oorlogstijd. Was het toen wel mogelijk uitspraak te doen, gericht tegen de Duitsers? Misschien dat prof. Ter Veerde, voorzitter van die Raad van Scheepvaart, hierover nadere gegevens zal kunnen verstrekken.
Een eigen zender!
Hoe het zij, onomstotelijk staat vast, dat Jan Kloosterboer hele vreemde geallieerde schepen naar de kelder heeft gejaagd. Kloosterboer beschikte, naar wij nu vernemen, over een radiozendstation en stond voortdurend in verbinding met Funcke-Hamburg.
Hij gebruikte zijn pootaardappels als middel om achter de vertrektijden van schepen te komen. Men stuurde hem bericht van de verzending van zijn goederen – en zodoende kwamen de meest waardevolle gegevens omtrent de afvaart der schepen in handen van de Duitsers.
Gratis.
Maar het eigenaardige is wel, dat deze verrader voor niets werkte. Hij wilde er geen cent voor hebben en heeft er geen cent voor gekregen – deed dit lugubere werk omdat hij de overtuiging had, dat een Duitse nederlaag voor Nederland een ramp zou betekenen.
Het raadsel van zijn ontsnapping.
Hoe is het Jan Kloosterboer toch gelukt uit de Scheveningse gevangenis te ontsnappen? Wie daar weleens bezoek heeft gebracht, weet hoe streng de bewaking is. Maar Kloosterboer behoefde nog portiers of bewakers, of zware gegrendelde deuren en ijzeren hekken te passeren. Hij kreeg eenvoudig keukendienst. De 89 goudstukken, die hij genaaid had in de kleding, waarmede hij daar kwam, bleken later even spoorloos verdwenen te zijn als hun oorspronkelijke bezitter.
Gunstige uitzondering.
Heeft de Nederlandse recherche het er verder bij laten zitten? Wij betwijfelen of er ijverig gespeurd is. Naar wij menen te weten had Kloosterboer een woning in Den Haag en een in Rotterdam en reisde bovendien vrij veel. Het moest juist de Alkmaarsche P.R.A., afdeling Collaboratie onder J. Ober zijn, die in ijverig speuren tal van waardevolle gegevens verzamelde. Zo bleek o.m., dat de gehele familie van Jan Kloosterboer visa voor Argentinië had aangevraagd en – gekregen. Iets dat geen andere sterveling in Nederland gelukken zal. Maar Jan heeft niet voor niets zijn financieel machtige broer, Herman, in Argentinië en niet voor niets wist deze invloed uit te oefenen op den Argentijnsen president-dictator, Juan Péron.
Péron decreteerde . . .
Juan Péron gaf zijn consul-generaal in Nederland opdracht om de familie Kloosterboer niet alleen terwille te zijn, maar zelfs in alle mogelijke omstandigheden haar te assisteren! Het schijnt, dat deze consul-generaal overigens hiertegen bezwaren had, wat voor hem pleit, maar de visa kwamen. Een vraag , die bij ons rijst is: wist de Nederlandse legatie in Argentinië van deze dingen niets af? Was zij in geen enkel opzicht op de hoogte van de activiteit van de Kloosterboeren, daarginds en hier, bijv. Van correspondentie, die zij wisselden.
Raszuiver.
Het geval heeft bedenkelijke kanten. Kloosterboer, de vriend der nazi’s, wordt blijkbaar beschermd tegen de Nederlandse staat door Péron die (14 october 1946) zijn ‘vrijheidsorde’ uitreikte aan Franco, handlanger der nazi’s.
Een vermakelijke noot is, dat Péron heeft gedecreteerd, dat imigratie voor Europeanen uitgesloten is. Hij wilde slechts mensen hebben, die “onaangetast zijn door oorlogsellende”. Heeft hij daarom met de Kloosterboeren een uitzondering gemaakt, of pasten zij in het keuzeschema van de beste “rastypes?” – want de Argentijnse imigratie moet “beheerst worden door het principe van de rassensuperioriteit”, aldus volgens een verklaring van Santiago Peralta, Pérons minister voor imigratie en kolonisatie.
Maar hoe dan ook “Barre Jan” zit weer.
*1. Uit het dossier ‘Opkomst en neergang van een Hollands familiebedrijf. Oktober 1976. Mark van der Varst.*. Uit de brochure “De juf van de Czaar Peterstraat” oktober 1977. Mark van der Varst.
Wordt vervolgd.
Ter informatie. Deze serie artikelen over ‘Barre Jan’ Kloosterboer waren voor mij de aanzet tot nader onderzoek naar deze kwestie en heeft er toegeleid dat ik in oktober 2020 een boek over de kwestie heb uitgegeven geheten “Aartsrivalen”. Dit boek is te bestellen via de boekhandel of rechtstreeks via www.boekenbestellen.nl

https://www.boekenbestellen.nl/boek/aartsrivalen/9789090334547
Erg interessant. Mijn vader, een politieman bij de rijkspolitie, maakte deel uit van de Politieke Opsporings Dienst, POD, vlak na de oorlog en kwam in die functie veel onverkwikkelijke zaken tegen. Is dit hetzelfde als PRD?