Geschiedenis van verkaveling Geestmerambacht en het Oosterdelgebied 1964-heden. (deel 3)

Een jaar geleden alweer ontdekte de eigenaar en de beheerder van het Oosterdelgebied de aanwezigheid van de Amerikaanse rivierkreeft in het gebied en zag men pas de schade die door het beestje over een jaar of tien in het gebied was aangebracht. Beiden, Staatsbosbeheer en de Stichting Veldzorg, kwamen in actie en een tweetal beroepstuinders werden verantwoordelijk gesteld voor schade aan hun akkers. Verder wist de beheerder Veldzorg weinig of niets te doen behalve dan reclame maken voor de delicatesse van het Amerikaanse rivierkreeftje. De VVD rook haar kansen in de aanloop naar de verkiezingen voor de Provinciale Staten en stelde vragen aan Gedeputeerde Staten. De onoplettendheid van Stichting Veldzorg werd voor de camera’s door de VVD zeer gewaardeerd, want het bestuur van Veldzorg ontving een slagroomtaart voor ‘bewezen diensten’.

Het afgelopen jaar werd nog eens pijnlijk duidelijk dat de beheerder Veldzorg, die als taak heeft het gebied in de oorspronkelijke staat als cultuurhistorisch gebied te beheren, totaal niet op de hoogte is van de geschiedenis van het gebied. Een voorzitter die denkt dat het gebied 850 jaar geleden is opgeleverd zoals het er vandaag de dag bij ligt, lijkt niet bepaald de aangewezen persoon om dit gebied te beheren. In de meest recente geschiedenis van Langedijk is het zo wie zo een wonder dat dit landschapsprofiel nog bestaat. De huidige eigenaar en haar beheerder tonen wat dat aangaat weinig respect aan hen die vijftig jaar geleden er alles aan hebben gedaan om dit gebied te bewaren.

In een aantal artikelen zal ik die recente geschiedenis hier daarom nog maar eens uit de doeken doen al verwacht ik niet dat er voor dit moment een verandering plaats zal vinden ten gunste van de staat van onderhoud en conservering van het Oosterdelgebied.

Het historisch besef lijkt op dat punt volledig te ontbreken, bestuurlijk en politiek.

Bijzondere woonvormen in het Oosterdelgebied

In het aangewezen gebied voor bijzondere woonvormen zouden twee vormen van grondgebruik zijn toegestaan, namelijk die waarbij de schiereilanden uitgegeven worden voor de bouw van individuele woningen op ruime percelen en die waarbij een meer geconcentreerde bebouwing in de vorm van bungalowparken was voorzien. Gerekend werd ongeveer met een bruto-dichtheid van drie woningen per hectare. Bij de bungalowparken dacht men vooral aan recreatie waarbij de permanente bebouwing bestemd was voor seizoenbewoning. Het totale oppervlak van de parken was 24 ha; met daarop zo’n 500 bungalows. Het westelijke park zou worden gelegen op de hogere delgronden in een relatief droog gebied en zou een directe aansluiting krijgen met de woonbebouwing van Zuid-Scharwoude. Het oostelijk park zou gericht zijn op de Noorderplas met een minder directe binding met de woonkern waardoor de recreatieve sfeer werd benadrukt en voorwaarden werden geschapen voor de ontwikkeling van een exclusief vakantieoord.

Bij de Noorderplas was voorts de mogelijkheid van een theehuis of restaurant met aanleggelegenheid opgenomen.

In het rapport van de Commissie Oosterdel komt voor het eerst de aankoop van Staatsbosbeheer aan de orde in de begroting van de commissie over de grondaankopen en bouwrijpmaken.

± 140 ha land à ƒ. 3,– per vierkante meter =            ƒ. 4.200.000,–

± 90   ha water à ƒ 0,25 per vierkante meter =         ƒ.    225.000,–

                                                           Samen             ƒ. 4.425.000,–

Te verminderen wegens; opbrengst wegens verkoop aan Staatsbosbeheer van 40 ha land en 30 ha water       ƒ 425.000,–

Uit de raads- en collegestukken uit die tijd blijkt dat de aankoop van grond en water door Staatsbosbeheer helemaal nog niet duidelijk is. Sterker nog, Staatsbosbeheer is in het geheel dan wel aanwezig als adviseur, maar heeft totaal geen zin om dit gebied in beheer te krijgen.

Ondanks dat het rapport van de Commissie Oosterdel met open armen werd ontvangen, komen er gaandeweg twijfels over de haalbaarheid. Men is vooral bezorgd over het feit dat de bouw van dure bungalows zal leiden tot een, gemeten aan het eigen inwonertal, grote import van stedelingen in de vorm van vooral tweede huisbezitters. Aan zulke nieuwe inwoners heeft men in Langedijk allerminst behoefte. In dit licht bezien spraken Kees Manschot en Han Vlug nog in 1974 namens de actiegroep “Redt het Oosterdel”, dat de gemeente Langedijk niet gebaat is bij een eenzijdige bevolkingsexplosie van kapitaalkrachtigen. De bewoners hebben gemiddeld een laag inkomen, hetgeen vraagt om een ander soort beleid van de bestuurders.

Terzelfder tijd was er ook duidelijkheid over het voortbestaan van het Afmijnlokaal van de Broekerveiling. Door de verkavelingswerken in Noord-Scharwoude was het veilinggebouw daar geramd door bulldozer en in elkaar gestort. De vraag welk van de twee gebouwen behouden zou blijven was daarmee meteen opgelost. Kort erop kreeg de Broekerveiling de monumentenstatus en dan verandert er weer wat in de plannen, want wat is een gebouw dat bekend staat als doorvaarveiling zonder water om door te varen.

Ook Contact Natuurbescherming Noord-Holland (CNN) rammelt aan de basis van het plan. Zij ondernemen in 1973 pogingen om het karakteristieke restant van het door ruilverkaveling verdwijnende rijk der duizend eilandenals natuurgebied te bewaren.

Zoals reeds eerder opgemerkt was er in het hele verkavelingsplan maar weinig ruimte voor natuur bestemd.

Financiële tegenslag

Het rapport van de Commissie Oosterdel kende in de uitvoering nog een flinke tegenslag die de noodzaak tot aanpassing van de plannen leidden. Het gemeentebestuur van Langedijk had voor het gebied een verkeerde oppervlakteberekening gemaakt. Men ging uit van een totale oppervlakte van 230 hectaren, terwijl het gebied in werkelijkheid 260 hectaren groot is. Het verschil van 30 hectaren zou bij het natuurgebied gevoegd kunnen worden, maar dan moest de gemeente nog eens driekwart miljoen uitgeven. Een onmogelijke zaak voor een gemeente die geen geldmiddelen ter beschikking had.

Het CNN ziet voor het plan van de Commissie Oosterdel heel wat beren op de weg. Zo zijn ze van mening dat de bouw van 500 luxe bungalows op eilandjes het landschapsbeeld ingrijpend zal wijzigen. In een brief aan de minister van CRM wijzen zij op het feit dat een natuurgebied van 70 ha moeilijk te beheren is. Daarbij merken ze op dat organisaties op dit terrein onvoldoende geld hebben voor toezicht op allerlei versnipperde gebieden.

In hun brief aan minister Van Doorn dringt het CNN er daarom op aan op een nader onderzoek naar volledige subsidiëring door het rijk van de aankoop van het Oosterdelgebied door de gemeente Langedijk of Staatsbosbeheer. Het zou dan in zijn totaliteit de bestemming van natuurgebied of landschapsreservaat kunnen krijgen. Als volledige subsidiëring van het gehele gebied onmogelijk leek dan zou in ieder geval het door de foutieve oppervlakberekening nog beschikbaar gekomen terrein van dertig ha door subsidiëring aangekocht moeten worden.

BOHAN

In 1973 werd de projectontwikkelaar BOHAN uit Utrecht aangetrokken om de bebouwing voor haar rekening te nemen. De gemeente ging de grond van de eigenaren kopen en de pachters moesten schadeloos worden gesteld. De grond werd voor 30 centen per vierkante meter meer dan in het oorspronkelijke plan aangekocht. Met de BOHAN was een deal gemaakt dat deze pas de gronden aan de gemeente zou betalen als zij een woonhuis en eiland hadden verkocht. BOHAN liep daardoor weinig risico’s in een tijd dat de hypotheekrente enorm hoog was, tussen de 11 en 12 %.

Rol van Staatsbosbeheer

Het leek erop dat de Commissie Oosterdel rekening hield met het feit dat Staatsbosbeheer niet bepaald een geschikte partner was om het Oosterdelgebied te beheren in het oorspronkelijke landschapsprofiel. Aan de provinciale voorkeur; “het landschapsreservaat is in de eerste plaats van betekenis, omdat hier het oude kavelpatroon van dit typische vaarland gehandhaafd blijft” werd door de commissie redelijk getornd. Het lijkt er sterk op dat de Commissie Oosterdel haar plannen aan het toeschrijven was naar Staatsbosbeheer.

Zo stelde men dat op de allerkleinste en aller smalste kavels “bos” zou kunnen worden gevormd en de sloten langs die percelen zouden niet onderhouden behoeven te worden. Verder zou op een beperkt aantal kavels om landschappelijke redenen bos aangeplant moeten worden, teneinde op redelijk korte termijn een duidelijke geleding in het object aan te brengen. Voor grotere kavels zal wellicht de mogelijkheid bestaan deze nog als akkers te laten gebruiken. Naarmate de belangstelling daarvoor afneemt, kan gras ingezaaid worden en kan als zodanig nog enig “landbouw”-gebruik toegepast worden (ook speelakker). Plaatselijk kan ook bosopslag worden toegelaten.

Samengevat komt de Commissie tot de conclusie:

“Van het land(ca. 40 ha) ware in de eerste fase ca. 5 ha te bebossen, voorts ca. 5 ha bosopslag te laten ontstaan en tenslotte ca.10 ha tot gras om te vormen. Getracht dient te worden de rest (ca. 20 ha) als akkerland voorlopig te handhaven.

Van het water(ca. 30 ha, waarvan ca. 10 ha plas en ca. 20 ha soms zeer brede sloten) zou men voor ca. 8 ha sloten door het achterwege laten van het onderhoud de verlanding in gang moeten zetten; de overige ca. 12 ha dienen als watergang onderhouden te blijven.”

Of dit bij de Commissie werd ingegeven door ir. J.W.G. Pfeiffer, commissielid namens Staatsbosbeheer, of dat het werd ingegeven door de wetenschap dat Staatsbosbeheer niet zat te wachten om het Oosterdelgebied in handen te krijgen is niet helemaal duidelijk.

Wel valt eruit te lezen dat ze van de provinciale voorkeur afweken en een en ander toeschreven in de richting van Staatsbosbeheer. Zodanig in ieder geval dat het als bosbeheerder makkelijker werd om het Oosterdelgebied in de toekomst te gaan beheren.

Dat het beheer van het Oosterdelgebied uiteindelijk toch werd opgehangen aan het behouden van het karakteristieke patroon van land en water om zo het cultuurhistorisch landschap te behouden, werd door een drietal factoren bepaald;

  • Het Contact Natuurbescherming Noord-Holland die eigenlijk het gehele gebied vanaf de Langebalk tot aan de Sluiskade te Broek op Langedijk als landschapsreservaat wilden bewaren.
  • De Provinciale voorkeur.
  • Museum Broeker Veiling, die het achterland Oosterdel nodig had om het museumverhaal te kunnen vertellen en te laten zien hoe het hier vroeger was. 

Op 28 december 1973 vond de laatste doorvaarveiling in Broek op Langedijk plaats. In het vervolg zou men naar Noord-Scharwoude moeten om te veilen. Rond die tijd waren er een behoorlijk aantal mensen die vreesden dat het einde van de veiling in zicht was en die eigenlijk het unieke gebouw liever in takt wilden houden. 

Het complex verkeerde echter in een miserabele staat. Sinds er sprake was van de aankomende verkaveling was er geen onderhoud meer aan het pand verricht en dat was duidelijk te zien. Men wilde een museum van het gebouw maken maar dan moest er wel eerst wat gebeuren. Er werd een stuurgroep gevormd die de voorbereidingen deed voor het restauratieproject en die tevens de coördinatie deed van alle werkgroepen, zoals;

  • Werkgroep bestuurlijke vormgeving
  • Werkgroep museale aspecten
  • Werkgroep verzorging veilevenementen
  • Werkgroep verzorging historische schets

De stuurgroep bestond uit;

  • M. Oijevaar
  • M. Kool
  • Mr. W. Boon – Stichting Broekerveiling i.o.
  • T. Kostelijk
  • J. Slot
  • Drs. J.B. Koot – Prov. Econ. Technol. Dienst voor NH
  • W. Schagen – architect
  • K. de Boer – wethouder
  • A.P. Dockheer – gemeentesecretaris
  • M. Kuiper – oud-wethouder en journalist
  • J. Zeeman – VVV
  • N. Heyligenberg – consulent openluchtrecreatie Min. V. CRM

Deze stuurgroep heeft wonderen verricht binnen een gemeente die elke cent drie keer moest omkeren voor ze hem uit konden geven. Waar het de gemeente ontbrak aan middelen kreeg de stuurgroep de ene na de andere subsidie binnen om het veilinggebouw, de lighallen, parkeerterrein en toegangspaden te subsidiëren.

Men had al bedacht dat de ingang van het museum niet over de brug van de Dorpsstraat bij café Marktzicht kon. Dat zou te veel verkeer geven op de toch al te smalle Dorpsstraat.

Men koos ervoor de ingang te verplaatsen naar de achterzijde van het complex aan de noordzijde van de noordelijke lighal. Vanaf 1974 was het veilinggebouw/afmijnlokaal al voor publiek geopend en had men als Stichting al inkomsten. In 1975 had men gedurende het seizoen al 7.000 bezoekers. In dat jaar werd een subsidie van 1,5 miljoen ontvangen voor de restauratie van de noordelijke lighal. Hier werd een ophaalbrug gemaakt naar de nieuwe ingang. Er werden toiletten gemaakt en er werd een ruimte gecreëerd dat dienstdeed als restaurant en werd kantoorruimte gemaakt. Voor het afmijnlokaal en de zuidelijke lighal was nog eens 1,03 miljoen gulden nodig. In 1976 begon men met de restauratie van de noordelijke lighal. In 1977 werd de restauratie van het complex afgerond. In 1978 werd het buitenmuseum onderhanden genomen en op 3 april 1979 opende prinses Beatrix Museum Broekerveiling.

De initiatiefnemers van de Stichting Broekerveiling wisten als geen ander dat ze het Oosterdelgebied bikkelhard nodig hadden om hun plannen te verwezenlijken.

Zonder Oosterdelgebied was het niet mogelijk om te laten zien waar de Broekerveiling haar bestaansrecht aan ontleende.

De eerste directeur van museum Broekerveiling is zich dat ook altijd terdege bewust geweest. Het museum organiseerde jaarlijks een expositie/wedstrijd van bewaargroenten waar de tuinders hun mooiste producten exposeerden. De winnaars gingen naar huis met een vergulde koolstronk. Verder waren er bloemenexposities waar de telers hun beste en mooiste producten lieten zien.

Kortom; het museum had in die tijd goede relaties met hen die leefden van het onder de klok brengen van hun producten. Na vertrek van de eerste directeur zijn die contacten met de tuinders allemaal verwaterd. Ook bestuurlijk heeft men nooit echt uitgestraald iets te hebben met wat in het achterland van het museum, het Oosterdelgebied, gebeurde.

Het museum vaart daar tot op de dag vandaag wel rond met een van de smerigste roet uitstotende rondvaarboot die je maar kunt denken. Het lijkt ze worst te zijn.

Naar de tuinders heeft men nooit meer omgekeken. Van een toekomstvisie is nooit echt sprake geweest. Voor het Oosterdelgebied is het er helaas allemaal niet beter op geworden. Een groot aantal oud-bestuursleden van Stichting Museum Broekerveiling zijn via hun ‘ouwe jongens krentenbrood-netwerk in het bestuur van de Stichting Veldzorg Oosterdel gekomen. Zoals in de inleiding van mijn artikelen lijkt dat de ondergang van het gebied te worden.

(wordt volgende week vervolgd met de ontstaansgeschiedenis van het Geestmerambacht en het Oosterdelgebied)

Bronnen; gemeenteraadsverslagen Langedijk – Regionaal Streekarchief Alkmaar; Alkmaarsche Courant; Ons Noorderkwartier; Cultuurtechnische Dienst-Utrecht; Ruilverkavelingswet 1954; “Redt het Oosterdel”; Museum Broekerveiling; Stichting Langedijker Verleden; Leids Dagblad; notulen Cie. Ruilverkaveling.

Geef een reactie