Het Broeker veiling museum zoals beschreven door Jan IJff.

Als secretaris van museum Broekerveiling ontving ik van de voorzitter Rein Groot, in 1994, een envelop met daarin een handgeschreven tekst over het ontstaan van de Broekerveiling. “Wil jij daar eens naar kijken of het wat is?”, was de vraag die hij me stelde. Het was een envelop van Rodi Media, de uitgever van het Langedijker Nieuwsblad en op het etiket op de envelop stond slechts geschreven dat het voor Rein Groot bestemd was. 

In die tijd was ik actief als secretaris van het museumbestuur en voorzitter van de museumcommissie en in die hoedanigheid was ik gestart met het eens per jaar uitgeven van een nieuwsbrief t.b.v. “De vrienden van de Broekerveiling” met de achterliggende gedachte om donateurs op de hoogte te houden en tevens vrijwilligers te werven. De uitgave werd bekostigd met geld van de vereniging van “Vrienden van . . .”. Het had nogal wat voeten in de aarde gehad om de toenmalige voorzitter zover te krijgen, want alles wat nieuw was, was niet meteen ook goed bij de toenmalige voorzitter van de vrienden, Piet Slot.

De zondagsopenstelling van het museum was in 1993 ook maar net kantje boord geweest. De tekst was daarom ook al eigenlijk veel te groot om in het blaadje op te nemen en omdat de schrijver onbekend was, Rein Groot had in de verte vernomen dat het iemand uit Heiloo of zoiets was . . .. Het kwam erop neer dat de envelop met de zes handgeschreven A4-tjes in mijn archief verdween. Wonder boven wonder heeft het mijn verhuizing in 2015 overleefd, want bij het doorlopen van mijn archief kreeg ik het weer in handen en herlas ik het nog eens. Het is al met al een prachtig geromantiseerd stukje over de geschiedenis van Langedijk en de Broekerveiling. Toen ik na lezing het weer in de envelop stak pulkte ik met een nagel aan het etiket dat er opzat en in de 25 jaar na ontvangst bleek de lijm van het etiket niet meer te zijn wat het was geweest. Het liet heel gemakkelijk los.

Jan had blijkbaar de envelop afgeleverd op zijn oude werkadres, het gemeentehuis van Langedijk, in Noord-Scharwoude en toenmalig burgemeester Bulte (oud-voorzitter van het museum) heeft daar een etiket over geplakt en hem geadresseerd aan zijn opvolger Rein Groot. Per mail heb ik toen de Broekerveiling gevraagd of zij interesse hadden in het stuk, maar heb daar niets meer op terug gehoord.

Jan IJff is met een aantal andere Langedijkers voor mij de man geweest die mijn interesse voor lokale historie heeft opgewekt en ik heb het genoegen gehad om ook een bijdrage te hebben kunnen leveren aan twee van zijn uitgaven “Een rijm met een gloim” en “Effies lache”.

Voor de historie van Langedijk had Jan als gemeente bode toegang tot de archieven van de gemeente en uit de vele publicaties die hij uitbracht blijkt dat hij daar heel veel tijd heeft doorgebracht. Hij was ook een verhalenverteller en heeft ook veel dorpse verhalen voor het nageslacht opgetekend. Voor de geschiedenis van de Broekerveiling heeft hij zich op een terrein begeven dat niet meteen in het gemeente-archief lag en hij heeft zich daarmee wel op wat voor hem glad ijs begeven.

Het geeft echter een aardig beeld van hoe Jan als buitenstaander het ontstaan van museum Broekerveiling heeft beleefd en daarom geef ik hier alle ruimte aan zijn verhaal, niet afhankelijk van een zuinige voorzitter van de ”Vrienden van de Broekerveiling” die zich financieel zorgen zou maken over het aantal pagina’s dat het verhaal zou kosten;

Een bekend radioreporter heeft het eens zogezegd. Terwijl hij op de brug in de Dorpsstraat van Broek op Langedijk stond en naar het westen keek, gebeurde het. “Ik zag een lelieblank gebouw oprijzen uit het water, zo onwezenlijk mooi, ook in de weerspiegeling, dat het mij de adem benam. Met grote zwarte nostalgische letters stond er te lezen; ‘De Langedijker groentenveiling’.”

Het lijkt een wat overdreven opsomming van de mooie kenmerken van het Broeker veilinggebouw. Maar ga maar eens op de veilingbrug staan en kijk maar eens naar het westen. Je ziet dat de man gelijk heeft. Wij, als Langedijkers, gaan eraan voorbij door de gewoonte.

Hoe, zal eenieder zich toch afvragen, is zo’n groot veilinggebouw, geheel gebouwd in het water, hoe is dat hier gekomen. Een vraag, die meteen een verleden wakker schudt. We moeten om die vraag te beantwoorden teruggaan naar de tijd toen er van groenten veilen nog geen sprake was.

De grote polder Geestmerambacht, waarin ook de Langedijker dorpen liggen, was in vroeger jaren een delta-achtig gebied. Van enige bescherming door bedijking was geen sprake. Het was een door poelen en stroomgeulen doorsneden gebied, met hier en daar wat lage boombegroeiing. Soms weer overstroomd door de invloeden van de zee, soms een gebied dat bejaagd en bevist werd vanuit de hoger gelegen gebieden.

Door de aanleg van de dijk, die later de “Langedijk” werd genoemd, kwam er verandering in dit gebied.

Of de dijk nu werd aangelegd als waterkering of als een weg voor het leger, een z.g. heirweg, laten we maar in het midden. Het werd in ieder geval wel een dijk om veilig op te wonen. Er ontstonden kleine gehuchten, kleine nederzettingen van mensen die zich in zeer primitieve huizen, vaak van hout en riet, gingen toeleggen op de veeteelt. Het lage vochtige land leende zich daar het best voor.

Voor eigen behoefte werd ook wat groente geteeld. Het land was daarvoor te laag en te nat. Maar men deed wat kinderen aan het Noordzeestrand nog doen, een geul om het landje graven en he landje verhogen en drooghouden. Op deze wat verhoogde akker kon men de benodigde producten verbouwen. Wat reuze gemakkelijk was, men kon rondom de akker varen met een kleine boot. Met het oogsten van de producten had dit veel voordelen.

Zo is het jaren achtereen gegaan in de vier kleine Langedijker dorpen. Ze waren inderdaad klein, want uit oude gegevens kunnen we opmaken dat er per dorp maar zo’n ruim 100 haardsteden waren. Bij een goede teelt van de groenten, ontstond er zelfs een kleine overproductie. Bedreven als de Langedijkers waren in het varen met de kleine akkerschuitjes en het hanteren van de kloet, werden de producten naar Alkmaar gevaren en aldaar verkocht. Ook maakte men soms gebruik van wagens om het teveel aan groenten uit te venten. Dat dit alles zeer tijdrovend was, behoeft nauwelijks te worden gezegd.

Blijkbaar leverde de groetenteelt toch wel wat op, want steeds meer werd het lage grasland omgezet in kleine, door sloten omgeven akkertjes. De vruchtbare grond droeg het zijne ertoe bij, zodat er ongeveer 15.000 akkertjes (eilandjes) werden gemaakt. Alles handwerk.

De aardappelteelt die in de 18e eeuw zijn intrede deed, zorgde voor een grote productie. Veel te groot voor de eigen consumptie en zelfs te groot voor een stad als Alkmaar. Tegelijkertijd met de ontwikkeling van de tuinbouw had ook de ontwikkeling plaats van de vracht- en beurtschipper. Deze schippers, die met hun grote schuiten naar Amsterdam, Leiden en andere grote steden zeilden of door paarden werden getrokken, vervoerden alles wat men vanuit de grote stad nodig had op het platteland en omgekeerd.

Deze schippers kwamen het eerst in aanmerking om de producten van de tuinbouw naar de stad te vervoeren en te trachten die daar te verkopen. De tuinder kreeg zijn geld, na aftrek van de vervoerskosten. U voelt het al aankomen. Vaak ging dit niet goed, maar zoals het ook vaak gebeurt, er zit ook wel eens een verkeerde schipper tussen. De tuinbouw kon dan naar zijn centjes fluiten.

Uit deze situatie is ontstaan, wat in alle boeken op dit gebied wordt vermeld als de geboorte van de veiling te Broek op Langedijk.

Dirk Jongerling, een landbouwer uit Zuid-Scharwoude, kwam met een mooie partij bloemkool bij de Bakkersbrug (later Veilingbrug). Hier kwamen ook de schippers bijeen om voor de tuinders de groente te vervoeren. Dirk aarzelde. Het was een mooie partij bloemkool, waar veel vraag naar was. Hij wilde een goede prijs voor zijn mooie product. Schipper J. Dirkmaat sprak hierna de historische geworden woorden; “Je moet ze veilen Dirk, dan krijg je wat ze waard zijn. Je geeft ze aan de hoogste bieder.”

Zo werd voor de eerste maal in Broek op Langedijk en ook in Nederland een veiling gehouden en kon 29 juli 1887 worden genoteerd als een historisch gebeuren. Men kende het veilen bij boelhuizen en nu werd voorgesteld om de tuinbouwproducten op dezelfde manier, bij afslag te verkopen.

Hoewel niet ieder het daar direct mee eens was, ging men toch door met veilen. Eerst ten noorden van de veilingbrug, daarna ten zuiden daarvan. Om de kopers wat meer comfort te bieden, werd door de gemeente een houten steiger gebouwd. De tuinders konden daar aanleggen en de kopers er langs lopen om de producten te zien. Weliswaar nog geen ideale toestand, maar wel een begin. Er werd een vaste afslager benoemd en  . . . . . .  de veiling draaide.

Een aantal jaren later, en wel in 1894, kwam er wat verbetering in de toch wel slechte toestand. Er werd een nieuwe steiger gebouwd met daarop een bouwsel, zodat de kopers en de afslager niet meer in de openlucht behoefden te staan. In de loop der jaren volgden nog allerlei verbeteringen aan de accommodatie. Er kwam een afmijnlokaal in gebruik wat het gelijktijdig “mijn” roepen van de kopers uitsloot. Het heel bijzondere van deze veiling was, dat alles over het water werd aangevoerd en alle producten ook per schuit aan de kopers voorbij trokken. Er werden liggoten gebouwd voor de schuiten met producten voor de tuinbouwers, welke overkapt waren. Een reuze verbetering. Alles bijeen kwam er een gebouwen complex tot stand, zoals he er op dit moment nog uitziet.

Er zijn nog veel bijkomstigheden te noemen, waardoor de Broekerveiling wereld bekend werd. De grote schutsluis, de spoorwegverbindingen, de handelaren en de exporteurs die de naam en de kwaliteitsproducten uitdroegen over de gehele wereld. Dit alles heeft oto deze bekendheid bijgedragen. Er zou nog een lange lijst met namen van bestuurders en adviseurs te noemen zijn. Allen hebben ze hun beste krachten gegeven en hun namen worden genoemd in de gedenkboeken.

Toch kon deze grote bekendheid voor de Broekerveiling niet verhinderen, dat ze door allerlei omstandigheden, zoals de ruilverkaveling, waardoor alle vaarwater verdween, samengaan met andere veilingen enzo, zou worden gesloten. Op 28 december 1973 was het zover. De laatste veilingdag, maar gelukkig niet het einde van de eerste en oudste en mooiste vaarveiling in Europa.

Er werden plannen beraamd om deze zeer bijzondere en historische gebouwen te behouden om later aan he nageslacht te tonen. Dit is door zeer veel inspanning van velen gelukt. Maar liefst 2 ½ miljoen gulden werd aan subsidie verleend door verschillende ministeries. De gehele veiling werd ingericht als museum, waarbij het echte veilen weer werd geïmiteerd. De lange lighallen werden ingericht met allerlei typen vaartuigen, welke hier in gebruik waren, met daarin opgesteld de in vroeger tijd gebruikte gereedschappen en werktuigen. De oude tijd ging weer herleven.

Op 3 april 1979 opende prinses Beatrix de prachtige gerenoveerde veiling. De veiling die zo mooi is en die een bekend radioreporter deed uitroepen; “Ik zag een lelie blank gebouw uit het water opreizen, zo onwezenlijk mooi . . . . . . . . . . . . .. .” en hij had gelijk

Aldus Jan IJff, kroniekschrijver van de Langedijker geschiedenis.

Geef een reactie