Stukjes verhalende theatergeschiedenis 1974 – 1998. Deel 14.

Macbeth.

Op 9 oktober 1969 tijdens de première van De Storm van Shakespeare wordt door studenten van de toneelschool uit onvrede over het theaterbestel op dat moment de voorstelling verstoord door het gooien van tomaten. Het gevolg van de actie is dat het subsidiestelsel op de schop gaat. Er komt ruimte voor nieuwe gezelschappen met een meer experimenteel karakter en gezelschappen worden meer verspreid over het land. Naast de grote gezelschappen met traditioneel repertoire komt ruimte voor kleinere gezelschappen met vooral jonge acteurs. Aktie Tomaat hakt er bij veel acteurs flink in. Han Bentz van den Berg, met Guus Oster de artistieke staf van de Nederlandse Comedie stopt, na opheffing van de Nederlandse Comedie eind 1971, zelf in 1974 met acteren. Steractrice van de Nederlandse Comedie Ellen Vogel keert pas na acht jaar weer op de planken terug.

In 1972 besluit de Amsterdamse Kunstraad om Hans Croiset subsidie te geven om een gezelschap op te richten die de Amsterdamse Stadsschouwburg zal gaan bespelen. In 1975 wordt de artistieke leiding van Het Publiekstheater uitgebreid met de komst van Ton Lutz van Toneelgroep Globe naar Het Publiekstheater.

Op 31 januari 1976 ging bij het Publiekstheater de voorstelling Macbeth van William Shakespeare in première. Het decor was van Huub van Gestel en zoals in eerder verhaal al vertelt bestond dat decor uit een speelvloer van op lopende hoogte.

Op de maquettefoto is te zien hoe dat er in de praktijk zo’n beetje uitzag. Het begon met vooraan een halve cirkel schuin oplopende vloer tot ongeveer 51 cm. hoog. Daarachter in de cirkel meelopend een praktikabel van 71 cm. hoogte. Links ter hoogte van A en rechts zat een deel dat hydraulisch omhoog kon komen en waarachter in een changement links en rechts vier krukjes konden worden geplaatst waardoor de verhoging als tafel dienstdeed. 

Praktikabel B stak rechtover het toneel en was 15 cm. hoger dan A. De praktikabel C was 15 cm. hoger, D was 25 cm. en E was aan de voorzijde 25 hoger dan D en liep naar achter nog 40 cm op. Voor het toneel in de orkestbak was dan nog een uitbouw de zaal in waar de doodgravers en de heksenscene zich afspeelden. Over de opbouw van een Shakespearestuk valt nog te vertellen dat zijn stukken altijd bestaan uit een lange reeks van afgeronde scènes. Deze scènes werden afgekaderd door een wisseling van plaats en/of tijd. Op het eind van een scène gaan ‘allen af’, waarmee de handeling wordt stilgezet en vervolgens begint er een nieuwe scène die op een andere tijd en/of plaats speelt.

Macbeth kent 27 achtereenvolgende scènes.

De uitbouw in de orkestbak was altijd een lastige klus omdat de twee doodgravers onderlangs het toneel, onzichtbaar voor het publiek onder de uitbouw moesten zien te komen tijdens het stuk. Als hun scène kwam, moesten zij twee luiken openklappen om hun scène te kunnen spelen.  Ab Abspoel was één van die doodgravers en als stagloper van de toneelschool was Johnny Kraaykamp jr. de tweede doodgraver. Het was al met al voor de technici een vervelende voorstelling om op te bouwen. Het was niet alleen heel veel hout wat we in handen kregen, maar het vergde ook veel werk om de afstopping midden achter goed te krijgen. Het was ook een voorstelling waar enorm veel bierviltjes in werden gebruikt, want niet iedere toneelvloer is even vlak en de praktikabels moesten wel stilstaan als er over gelopen werd. 

Macbeth was ook weer een uitgelezen kans voor liefhebbers om de Svobodabakken weer eens uit de kast te halen en geloof het of niet ze hebben een aantal keren tijdens de voorstelling gebrand al was de hoogste stand van de dimmers 80%.

Al met al stond deze voorstelling bij de première in Amsterdam van de rand van het toneel klem tot op de achtermuur en bij het verkopen van de voorstelling in het land had men een foutje gemaakt en de voorstelling ook in Meppel verkocht en daar kon de voorstelling met de beste wil van de wereld niet staan. De directeur van “De Ogterop”, zoals het theater heette, hield voet bij stuk. Hij had een contract met het Publiekstheater en die hadden dat contract na te komen. En zo gebeurde het dat wij een dag voor de voorstelling in Meppel de voorstelling in aangepaste vorm zouden bouwen en kon de regisseur Hans Croiset de volgende middag met de volledige cast een aangepaste doorloop doen.

Al het decor achter praktikabel B was vervallen en ik denk niet dat het publiek er uiteindelijk iets van heeft gemerkt.

Tijdens de voorstelling hadden we als techniek behoorlijk wat zaken te doen op het toneel. Bij sommige voorstellingen hadden we vaak maar twee man op het toneel om de voorstelling te leiden en werd de rest voor changementen op het toneel geroepen als dat nodig was. Bij Macbeth was iedereen echter wel nodig op toneel. Zo moest er links en rechts achter praktikabel A iemand van ons liggen om tijdens de feestscène de krukjes achter de tafels te zetten. De acteur Wim de Meijer die een drietal rollen in Macbeth vervulde zat op toneel links als graaf van Northumberland en hief dan met zijn disgenoten achter de tafel het glas, dat waren tinnen bekers.

Dick Heinz deed op een keer het changement op links en lag achter het praktikabel en had een flesje bier meegenomen en zat tijdens de scène met Wim te dollen. Die zag dat hij bier had en hield zijn beker bij. Toen Dick daar bier in goot, kreeg Dick zelf de volle lading over zich heen omdat er geen bodem in de beker zat. De Meijer zat daar enorm om te lachen en ook de andere acteurs hadden plezier. De eerstvolgende voorstelling zette Dick Heinz in plaats van vier, maar drie krukjes neer. Dat was het krukje van Wim de Meijer, de scène begon en Wim kon niet anders dan net doen of hij ook aan tafel zat en heeft die scène op zijn hurken moeten spelen.

In een andere scène speelde Wim de Meijer een moordenaar en moest hij iemand met een zwaard vermoorden. In Nijmegen stonden we vlak na carnaval en daar had Wim de Meijer in een hoek van het toneel een knuppel/knots gevonden.

Die avond werd de moord uitgevoerd met een knuppel.

Met Wim kon je wat dat betreft altijd wel wat onverwachts verwachten. Ik weet nog dat we een keer in Assen de voorstelling ‘Stilte aan de andere kant van de heg’ speelden waar Wim de Meijer ook in zat. Ik weet niet precies wat voor dag van de week het was, maar er waren weinig eetgelegenheden open, dus zaten we bijna met zijn allen van de productie in een bistro te eten. Als techniek waren wij nogal laat dus de acteurs waren al aan het eten. Het was in die jaren mode om van een houten plank te eten om de gasten een ‘bistrogevoel’ te geven. Bij binnenkomst werden we door Wim hartelijk begroet om maar niet te spreken van zeer luidruchtig. Er waren acteurs die gelet hun gezichtsuitdrukking dit blijkbaar minder op prijs stelden, maar Wim was van een andere orde. 

“Hoi Wim, wat eet jij?” Waarop Wim, flamboyant gekleed en lopend op een soort cowboylaarzen, opstond en de voor de helft al opgegeten zeetong bij de staart pakte en daar vrolijk mee zwaaide; “Een vissie!”

Er waren buiten ons clubje nog heel wat andere mensen ook aan het eten. Wim de Meijer zat vlak bij een tafel waar de bediening stokbrood sneden en waar ook het bestek voor de tafels stond. Met zijn rug zat hij naast een kapstok waar de nodige jassen aanhingen. Onze steracteurs vertrokken al vrij snel terwijl Wim nog eens uitgebreid de dessertkaart doornam en nog wat te drinken bestelde. Iets verderop rekende een echtpaar af en zij kwamen richting kapstok. De man hielp zijn vrouw in haar jas en pakte toen zijn jas van de kapstok en op het moment dat hij zijn jas aantrok viel er een hele lading met bestek vanuit zijn jaszak met een kletterend geraas op de grond. Alle ogen waren op de man gericht en Wim de Meijer zei zeer verschrikt; “Mijnheer, wat doet u nu? Dat kan u toch niet maken om bestek mee naar huis te nemen! Dat is onbehoorlijk!”

De man maakte niet alleen een zeer geschrokken indruk, maar was tevens sprakeloos. Hij begon gegeneerd het bestek op de vloer op te rapen en een serveerster snelde toe om hem daarbij te helpen.

Wij wisten inmiddels wel hoe de vork in de steel zat. De man verliet met zijn echtgenote na excuses het strijdtoneel en wij wisten wel hoe het zo was gelopen. Wim de Meijer liet niets merken, sprak de serveerster nog wel aan dat het vandaag de dag toch wel een schande was hoe sommige mensen zich gedroegen. In Amsterdam was hij dat wel gewend, maar dat het hier inmiddels in Assen ook zover was gekomen dat had hij toch zelf niet durven dromen.

We rekenden gelijktijdig met hem af en liepen gezamenlijk richting ‘De Kolk’.

Tijdens de koffie in de tot foyer gepromoveerde kleedkamer haalde Wim uit zijn laars een heel lang mes tevoorschijn dat in de bistro werd gebruikt om het stokbrood mee te snijden.

“Moet je nou kijken wat die vent me heeft geflikt! Heeft een mes in mijn laars gestoken, straks denken ze nog dat ik ook een dief ben!” Of het mes uiteindelijk weer bij de rechtmatige eigenaar is teruggekomen is mij niet bekend. Het is wel in Assen achtergebleven.

Geef een reactie